Ga naar de inhoud

BHV CURSUS ONLINE
De gratis BHV cursus van Nederland

LEVENSREDDEND HANDELEN

INLEIDING
Eerste Hulp beschrijft de basisvaardigheden waarover een hulpverlener moet beschikken om een persoon te helpen die een (plotselinge) stoornis in zijn lichamelijke en/of psychische gezondheidstoestand heeft. De stoornis kan een gevolg zijn van een ongeval of van een ziekte. De persoon met een stoornis kan een gevolg zijn van een ongeval of van een ziekte. De persoon met een stoornis noemen we vanaf nu slachtoffer. We spreken voor het leesgemak over het slachtoffer of de hulpverlener als hij of hem. De hulpverlener moet zich regelmatig laten bijscholen. Hij verstrekt geen medicijnen, behalve paracetamol. Het bellen van 112 kun je het beste aan een omstander vragen, zodat je zelf verder kunt met de hulpverlening. Bel je zelf, zet dan je telefoon op de luidsprekerfunctie.

Er zijn belangrijke zaken bij letsel of een ongeval die de hulpverlener in acht moet nemen. Het allerbelangrijkste is om geen tijd te verliezen. Het leven van het slachtoffer kan door allerhande oorzaken op het spel staan. Bij deze constatering is het van belang meteen 112 te bellen en te bepalen of je moet reanimeren. Pas daarna kijk je of er andere levensbedreigende letsels of ziekten zijn. De eerste vijf acties op een rij:

  • Houd afstand als er gevaar is voor jezelf.
  • Als er geen gevaar is voor jezelf beoordeel je of er gevaar is voor het slachtoffer.
  • Controleer het bewustzijn van het slachtoffer.
  • Controleer de ademhaling van het slachtoffer.
  • Ga na of er sprake is van levensbedreigende stoornissen.

Houd rekening met de regels met betrekking tot de houding van het slachtoffer, denk hierbij aan de stabiele zijligging. Zorg voor voldoende beschutting tegen de kou, regen, wind en warmte. Gebruik bijvoorbeeld een isolatiedeken of verplaats het slachtoffer, als dat mogelijk is, naar een beschutte plaats. Omstandigheden kunnen wijzigen: blijf de situatie op gevaar controleren. Benader een slachtoffer bij voorkeur aan de gezichtszijde en stel hem gerust. Behandel hem met empathie, respect en zorg. Maak geen foto’s of andere opnames, behalve als de centralist daarom vraagt.

VERKRIJGEN VAN INZICHT VOORDAT JE EERSTE HULP VERLEENT
Hulpverlening tijdens een pandemie. Eerst beoordeel je op afstand of je het slachtoffer moet aanraken om hulp te verlenen. Neem in je beoordeling als overwegingen mee:

  • Kun je op de ambulance wachten?
  • Kan het slachtoffer op basis van jouw instructie zichzelf helpen?
  • Kan een omstander die minder of geen risico loopt op besmetting op basis van jouw instructie het slachtoffer helpen?

Is aanraken van het slachtoffer noodzakelijk en verantwoord, verleen dan volgens de reguliere richtlijnen eerste hulp. Gebruik altijd voorhanden zijnde beschermmiddelen. Na de hulpverlening moet je weer afstand nemen. Houd je via de website van de Nederlandse Reanimatie Raad op de hoogte van de actuele richtlijnen voor reanimatie, ook tijdens een pandemie bijvoorbeeld. Het snel verkrijgen van inzicht in de situatie is belangrijk om eerste hulp aan een slachtoffer te kunnen verlenen. De eerste vijf acties op een rij:

  • Houd afstand als er gevaar is voor jezelf. De hulpverlener moet eerst veiligheidsmaatregelen nemen voor zichzelf, daarna voor de omstanders en het slachtoffer. Is er gevaar voor jezelf: blijf op afstand en bel 112
  • Beoordeel of er gevaar is voor het slachtoffer. Kun je het gevaar niet wegnemen bij het slachtoffer, neem dan het slachtoffer weg bij het gevaar (wanneer dat veilig kan), denk hierbij aan de Rautekgreep. Als er sprake is van een ernstig ongeval met mogelijk wervelletsel mag (je) het slachtoffer niet bewegen. Bel 112 en probeer het hoofd van het slachtoffer vast houden in de gevonden positie. Het kan noodzakelijk zijn dat eerst hevige actieve bloedingen moeten worden behandeld. Bel in dat geval 112 en stelp de bloeding door druk te zetten op de wond met een schoon stuk absorberend materiaal. Brandende kleding van een slachtoffer moet gedoofd worden, behandel daarna gezien de soort brandwond.
  • Draai een op zijn rug liggend slachtoffer snel op zijn zij als hij moet braken of als hij veel bloed in zijn mond heeft. Ga op je knieĂ«n tegen het bovenlichaam van het slachtoffer zitten. Pak hem aan de schouder en heup van de andere zijde vast. Trek hem in Ă©Ă©n keer naar je toe. Het slachtoffer komt op zijn zij tegen je aan te liggen. Breng het hoofd iets achterover en maak de mondholte leeg.
  • Controleer het bewustzijn van het slachtoffer. Beoordeel het bewustzijn als volgt: Benader het slachtoffer aan de kant van het gezicht en spreek hem luid en duidelijk aan. Zorg ervoor dat je gezicht zich in het blikveld van het slachtoffer bevindt. Dit werkt geruststellend mocht het slachtoffer de ogen openen. Je legt je handen op de schouders van het slachtoffer en drukt er voorzichtig tegenaan (aanschudden). Zorg ervoor dat zijn hoofd niet beweegt en vertel wat je gaat doen. Reageert het slachtoffer helder, dan is hij bij kennis.
  • Als het slachtoffer niet reageert op aanspreken en aanschudden laat je een omstander 112 bellen en een AED halen. Ben je alleen, dan bel je 112 zelf. Zet de telefoon op luidsprekerfunctie. Haal zelf de AED na het beoordelen van de ademhaling, als deze binnen bereik is. Draai het slachtoffer op zijn rug als hij daar niet op ligt.

DRAAIEN VAN BUIK NAAR RUG â—™

  • Kniel naast het slachtoffer aan de gezichtszijde.
  • Leg de benen tegen elkaar aan.
  • Schuif de arm van het slachtoffer, die zicht het dichtst bij je bevindt, over de grond tot de arm langs het lichaam naar beneden ligt.
  • Breng de arm van het slachtoffer, die het verst van je af ligt, omhoog totdat de onderarm tegen het achterhoofd van het slachtoffer ligt.
  • Til met beide handen de dichtstbijzijnde schouder van het slachtoffer omhoog.
  • Duw het slachtoffer op zijn zij.
  • Leg Ă©Ă©n van je handen op het achterhoofd van het slachtoffer.
  • Duw met de andere hand tegen zijn schouder tot hij op zijn rug ligt.
  • Als het slachtoffer op zijn rug ligt kun je de ademhaling controle uitvoeren.

Controleer de ademhaling van het slachtoffer. Is het slachtoffer bewusteloos, dan heb je inmiddels 112 gebeld of laten bellen. Het slachtoffer is op zijn rug gedraaid, behalve als hij moet braken of bij hevig bloedverlies in zijn mond. Open de luchtweg middels de hoofdkantel-kinliftmethode (kinlift) om daarna de ademhaling te beoordelen. Er kan nu worden vastgesteld of het bewusteloze slachtoffer ademhalingsbewegingen en een vrije luchtstroom uit de mond en neus heeft.

DE HOOFDKANTEL-KINLIFTMETHODE â—™

  • Plaats je hand op het hoofd van het slachtoffer.
  • Duw het hoofd voorzichtig iets achterover.
  • Plaats wijs- en middelvinger van je andere hand onder de punt van de kin van het slachtoffer.
  • Til de kin op om de luchtweg vrij te maken.
  • De ademhaling beoordeel je als volgt:
  • Kijk in de richting van de borst en buik en kijk of de borstkas en de buik op en neer gaan (ademhalingsbewegingen). Luister boven mond en neus (ademhalingsgeluiden). Luister naar rochelende, gierende en/of snurkende geluiden.
  • Voel met de wang en luister met het oor boven de mond en de neus van het slachtoffer of er een luchtstroom bestaat in overeenstemming met de ademhalingsbewegingen (luchtverplaatsing).

Het kijken, luisteren en voelen mag niet meer dan 10 seconden duren. In die tijd moet je 2 tot 3 ademhalingen zien, horen of voelen, als er sprake is van geen of abnormale ademhaling: begin met reanimeren. Als de ademhaling normaal is: leg voor het vrijhouden van de luchtweg het slachtoffer in de stabiele zijligging. Is het slachtoffer bij bewustzijn en is er sprake van hevige benauwdheid: bel 112. Richt je op het vrijmaken en vrijhouden van de luchtweg. Raakt het slachtoffer alsnog bewusteloos, start met reanimeren. Ga na of er sprake is van levensbedreigende stoornissen. Richt je nu op mogelijk levensbedreigende letsels of ziekten met gevolgen voor de ademhaling, de circulatie of het bewustzijn.

112 OF HUISARTSENPOST BELLEN
112 is de centrale meldkamer voor het aanvragen van een ambulance, politie of brandweer bij direct levensbedreigende situaties, ernstige ongevallen of ongevallen met meerdere slachtoffers, ziekten of problemen in bedrijven of in de openbare ruimte. Bel 112 bijvoorbeeld in geval van:

  • Bewusteloosheid;
  • hevige benauwdheid;
  • benauwdheid na brand;
  • een ernstige allergische reactie;
  • bij mogelijk schedel- of hersenletsel;
  • hevige hoofdpijn na een ongeval;
  • (mogelijk) wervelletsel door een ongeval;
  • bloed ophoesten en/of bloed braken met veel bloedverlies;
  • ernstige verwondingen;
  • ernstige en/of uitgebreide brandwonden;
  • pijn op de borst, hartklachten;
  • hevig bloedverlies;
  • shock;
  • suf worden bij onderkoeling of oververhitting;
  • een beroerte;
  • een grote epileptische aanval;
  • elektriciteitsletsel
  • (been)breuken, open breuken, ontwrichtingen;
  • inname van een gevaarlijke stof;
  • flauwte met wegraking;
  • een vermoeden van letsel veroorzaakt door agressie of mishandeling.

In andere gevallen kan zo nodig de huisarts(post) gebeld worden. Het is niet erg als je 112 belt in plaats van de huisartsenpost of andersom.

EMOTIONELE REACTIES VAN JEZELF, HET SLACHTOFFER EN/OF OMSTANDERS
Een ongeval kan psychische en/of lichamelijke reactie oproepen. De reactie lopen uiteen van schrikken, transpireren, gespannen zijn, stilletjes zitten, onrustig rondlopen, hinderlijk in de weg lopen, schelden en tieren tot een volledige paniektoestand. De mentale eerste hulp is voor de eerstehulpverlener niet eenvoudig. Hij zal niet alleen rekening moeten houden met zijn eigen emoties, maar ook met de reacties van het slachtoffer en de omstanders (zij kunnen de hulpverlening verstoren). Het slachtoffer is vaak geschrokken, voelt zich angstig en is som prikkelbaar. Stel jezelf voor, blijf in de directe nabijheid en treed vriendelijk en kalm op. Stel het slachtoffer gerust en vertel wat je gaat doen. Luister naar het slachtoffer, praat met hem, houd hem zo nodig vast en houd oogcontact (als dat cultureel passend is). Blijf rustig, ook als het slachtoffer geĂŻrriteerd reageert. Hulpverleners, omstander en slachtoffers kunnen opgevangen en begeleid worden door een intern bedrijfsopvangteam of slachtofferhulp.

REGELS MET BETREKKING TOT DE HOUDING VAN HET SLACHTOFFER
Het verplaatsen van het slachtoffer kan zijn situatie verslechteren en mag alleen uitgevoerd worden als er sprake is van een onveilige situatie voor de hulpverlener en/of het slachtoffer.

  • Laat het slachtoffer zelf bepalen welke houding voor hem het prettigst is en ondersteun hem in deze houding.
  • Laat een slachtoffer met ernstig bloedverlies gaan liggen, zonder dat hij zich daarbij moet inspannen.
  • Ligt het slachtoffer op zijn rug en moet hij braken of heeft hij veel bloed in de mond, draai hem snel op zijn zij.
  • Is een slachtoffer bewusteloos maar heeft hij wel een normale ademhaling, leg hem op zijn zij, bijvoorbeeld in de stabiele zijligging. Een bewusteloos ongevalsslachtoffer mag je alleen in de stabiele zijligging leggen als je hem moet verlaten om 112 te bellen.

STABIELE ZIJLIGGING â—™

  • Kniel aan Ă©Ă©n zijde van het slachtoffer. Verwijder een eventueel aanwezige bril. Zorg ervoor dat er voldoende ruimte rond het slachtoffer aanwezig is om de handelingen te kunnen uitvoeren. Zorg dat de benen gestrekt naast elkaar liggen.
  • Leg de dichtbij zijnde arm van het slachtoffer zĂł, dat deze een rechte hoek vormt met de romp.
  • Pak de andere arm vast bij de pols en leg die met de handrug naar de wang gedraaid over de schouder van het slachtoffer. Houd vast.
  • Pak het been van de zijde die het verst verwijderd is en buig hem in de knie. Plaats de voet van dit been naast de knie van het andere been. Laat dit been niet los.
  • Draai het slachtoffer voorzichtig op zijn zij naar je toe door aan de gebogen knie te trekken. Houd met de andere hand de hand van het slachtoffer tegen zijn hoofd. Zorg dat de elleboog van de bovenliggende arm de grond raakt.
  • Leg het gebogen been zĂł, dat zich zowel bij de heup als in de knie een rechte hoek vormt.
  • Kantel het hoofd licht achterover, zodat de luchtweg vrij blijft. De hand van het slachtoffer onder de wang kan daarbij helpen. De mond moet naar beneden gericht zijn, zodat eventueel braaksel er makkelijk uit kan lopen.
  • Controleer regelmatig de ademhaling, tenminste elke minuut 10 seconden lang. Doe dit met gespreide vingers richting het hoofd, zonder te drukken, met de ene hand op de rug ter hoogte van de schouderbladen, met de andere hand op de overgang van borst naar buik.
  • Is 112 nog niet gebeld, doe dit alsnog.
  • Moet er gereanimeerd worden, dan draai je het slachtoffer weer op de rug.

Verslechtert de ademhaling, draai hem op de rug om de luchtweg vrij te maken (kinlift) en de ademhaling te controleren. Als het slachtoffer weer normaal ademt, leg hem op zijn andere zij. Wanneer het slachtoffer benauwd is door ziekte of inademing van gevaarlijke stoffen laat je hem niet plat liggen. Een ongevalsslachtoffer met mogelijk wervelletsel moet (je) in principe niet bewegen, behalve bij gevaar, braken of veel bloed in de mond. Ondersteun het slachtoffer bij het veranderen van houding.

REANIMATIE â—™
Reanimatie is een combinatie van borstcompressies en beademing. Met borstcompressies boots je de pompfunctie van het hart na en wordt het lichaam van bloed voorzien (circulatie). Met beademing wordt zuurstof aan het bloed toegevoegd. Borstcompressies alléén leiden niet tot opname van zuurstof in de longen. Combineer daarom borstcompressies als het kan met beademing. Bij een circulatiestilstand wordt er geen zuurstofrijk bloed meer door de slagaders gestuwd. De cellen van het lichaam krijgen hierdoor een tekort aan zuurstof en lijden schade. De hersenen zijn het meest gevoelig voor zuurstofgebrek en kunnen als gevolg hiervan na zeer korte tijd ernstig beschadig raken. Dit kan aanvankelijk gepaard gaan met spiertrekkingen.

GASPING â—™
Bij stilstand van de bloedsomloop stopt de ademhaling vrijwel direct. Soms kunnen snakkende bewegingen worden waargenomen (gasping), die enkele minuten kunnen duren. Dit is geen ademhaling en er wordt geen zuurstof in de longen opgenomen. Er is geen normale luchtstroom bij de mond en neus waarneembaar. Gasping ontstaat vaak na een circulatiestilstand. Bel 112 of laat 112 bellen en vraag om een AED. Start met reanimatie.

We spreken van klinisch dood als er sprake is van circulatiestilstand, bewusteloosheid en het ontbreken van ademhaling. Na korte tijd, afhankelijk van de oorzaak van de circulatiestilstand en van de omstandigheden waarin de stilstand optreedt, raken de hersencellen onherstelbaar beschadigd en spreken we van biologisch dood. Bij onderkoeling wordt minder zuurstof verbruikt en kan dit proces langer duren. In de periode tussen klinisch dood en biologisch dood is nog herstel mogelijk. Het slachtoffer is overleden, als de biologische dood is ingetreden. Reanimatie moet zo snel na het optreden van de klinische dood gestart worden en soms geruime tijd worden volgehouden. Anders heeft reanimatie geen of weinig kans van slagen.

AUTOMATISCHE EXTERNE DEFRIBILLATOR (AED) â—™
De oorzaak van een circulatiestilstand ligt meestal in het ontstaan van kamerfibrilleren (kamerfladderen), een ritmestoornis die tot gevolg heeft dat de pompfunctie van het hart uitvalt. Door middel van het toedienen van een elektrische schok (defibrilleren) kan in veel gevallen de pompfunctie van het hart worden hersteld. Het gebruik van de AED vergroot de overlevingskans aanzienlijk. De overlevingskans bij kamerfibrilleren neemt, zonder ingrijpen van buitenaf, per minuut met 10% af. De defribillatieschok moet daarom zo snel mogelijk worden toegediend.

De AED is een handzaam apparaat dat de hartritmestoornis kamerdefibrillatie herkent, waarvoor een defibrillatieschok moet worden toegediend. De bediening is zo eenvoudig dat in principe elke hulpverlener hem kan bedienen. Het bedieningsgemak sluit het maken van een fout door de hulpverlener uit. In de AED-tas zit niet alleen de AED, maar ook een schaar, een handdoek (om transpiratie weg te vegen), een scheermesje (om borsthaar te verwijderen), wegwerphandschoenen en een beademingsmasker. Plaat de elektroden niet over een tepel, een pacemaker, een ICD of inwendige hartmonitor (bobbel onder de huid) of pleisters. Gebruik de AED niet in het water. Houd je op de hoogte waar zich AED’s in de buurt bevinden. Sluit je zo mogelijk aan bij een reanimatie-oproepnetwerk.

Volgorde van handelen bij reanimatie van volwassenen: Het slachtoffer is bewusteloos, een omstander is gevraagd 112 te bellen en een AED te halen. Je hebt zelf 112 gebeld als je alleen bent met het slachtoffer. Haal in dat geval alleen zelf de AED, na beoordeling van de ademhaling, wanneer deze zich binnen onmiddellijk bereik bevindt. Het bewusteloze slachtoffer heeft geen of geen normale ademhaling of je weet het niet zeker.

  • Start met 30 borstcompressies. Tel hardop mee, zodat de centralist kan volgen wat je doet;
  • kniel naast het slachtoffer ter hoogte van zijn bovenarm;
  • plaats de hiel van je hand midden op de borstkas, plaats de hiel van je andere hand hier bovenop, haak je vingers in elkaar;
  • oefen geen direct druk uit op het onderste punt van het borstbeen, de bovenbuik of de ribben;
  • hang met gestrekte armen loodrecht op de borstkas, duw het borstbeen minimaal 5, maximaal 6cm in;
  • laat het borstbeen helemaal terugveren, maar zorg ervoor dat je handen er mee in contact blijven;
  • herhaal het induwen met een tempo van minimaal 100 en maximaal 120 per minuut;
  • de tijd van het induwen en terugveren van het borstbeen moet hetzelfde zijn.

Kun of wil je geen beademing geven, blijf doorgaan met de compressies tot de AED er is. Kun of wil je wel beademen, dan doe je dit na iedere 30 compressies steeds 2 maal achtereen:

  • Maak de luchtweg vrij (hoofdkantelkinliftmethode);
  • knijp met twee vingers van de hand, die op het voorhoofd van het slachtoffer rust, zijn neus goed dicht;
  • houd de kin goed omhoog en zorg dat de mond open blijft;
  • adem normaal in en plaats je mond goed sluitend over de mond van het slachtoffer;
  • blaas gedurende 1 seconde rustig in zijn mond;
  • kijk met een schuin oog of hierdoor zijn borstkas omhoog komt (daaraan is te zien of je beademing effectief is*);
  • neem je mond van het slachtoffer en kijk of de borstkas inzakt;
  • neem een verse teug lucht;
  • pas een tweede beademing toe;
  • ga door met 30 borstcompressies, 2 beademingen, enzovoorts.

*De tijd tussen 2 cycli van 30 borstcompressies mag niet meer dan 10 seconden bedragen. Hierbinnen moeten de 2 beademingen plaatsvinden. Komt de borstkas niet omhoog bij inblazen, dan is de beademing niet effectief:

  • Controleer of je de hoofdkantel-kinliftmethode goed uitvoert;
  • inspecteer de mond van het slachtoffer en verwijder zichtbare obstakels;
  • maak knellende kleding los.

    Doe de mondinspectie als volgt:
  • omvat de kin van het slachtoffer met de duim en wijsvinger van een hand;
  • trek de mond open;
  • kijk in de mondholte of er iets in zit;
  • wees bedacht op plotselinge bijtkramp van het slachtoffer. Duw daarom, als je iets ziet, met je duim de wang van het slachtoffer tussen zijn kiezen;
  • ga met de vingers van je andere hand, eventueel omwikkeld met een zakdoek, langs de binnenzijde van de ene wang en maak de mondholte met een lepelende beweging langs de binnenzijde van de andere wang leeg;
  • doe slechts Ă©Ă©n poging, om schade te voorkomen.

Geef na 30 compressies niet méér dan 2 beademingen, ook al zijn de beademingen niet effectie. Zijn er hulpverleners, los elkaar dan om de 2 minuten af, maar onderbreek de compressies zo kort mogelijk. Ga door met reanimeren, totdat:

  • professionele hulpverleners de reanimatie overnemen, of
  • het slachtoffer bij bewustzijn komt, beweegt, de ogen opent en normaal begint te ademen (de circulatie is hersteld), of
  • je door uitputting niet meer verder kunt reanimeren.

Leg als de circulatie is hersteld het slachtoffer op zijn zij. Blijf hem controleren, opdat je zo nodig de reanimatie direct weer kunt starten. Laat daarvoor de AED in bedrijf.

Drenkeling
Is het slachtoffer een drenkeling, ben je alleen en heb je een mobiele telefoon, start eerst met 5 beademingen en bel daarna 112. Ben je alleen en heb je geen mobiele telefoon, reanimeer de drenkeling eerst 1 minuut en ga daarna op zoek naar een telefoon.

Extra maatregelen bij het reanimeren.
Een beademingsmasker of een gelaatsdoekje kan gebruikt worden bij een slachtoffer met een beschadigd gezicht en de hulpverlener ten dele beschermen tegen besmetting.

Tijdens het reanimeren kan de maaginhoud van het slachtoffer terug naar de mond stromen. Oorzaken hiervoor kunnen zijn:

  • de hulpverlener drukt bij het geven van compressies met zijn handen op de maag van het slachtoffer;
  • de hulpverlener beademt te krachtig, waardoor er lucht in de maag van het slachtoffer geblazen wordt.

Als de maaginhoud van het slachtoffer tijdens de reanimatie naar de mondholte stroomt, moet je het slachtoffer ogenblikkelijk aan de schouder en heup naar je toe op zijn zij draaien. Het slachtoffer komt daardoor tegen je dijen te liggen. Breng het hoofd iets achterover en maak de mondholte leeg. Draai het slachtoffer vervolgens terug op de rug door zijn heup van je af te duwen en ondersteun daarbij zijn hoofd. Ga vervolgens door met reanimeren.

Reanimatie met de AED. Vanaf het moment dat de AED beschikbaar is ga je als volgt te werk;

  • Zet de AED aan;
  • volg de instructies van de AED meteen op;
  • ontbloot de borstkas door de kleding open te trekken of knippen;
  • scheer overmatig borsthaar weg en maak een te vochtige huid droog;
  • bevestig de elektroden op de juiste plaats op de ontblote borstkas (kijk goed naar de instructie-afbeeldingen op de elektroden). Druk de elektroden goed aan. Zorg dat ze elkaar niet raken;
  • het slachtoffer mag niet worden aangeraakt als de AED een analyse maakt. Raak ook de elektrodedraden niet aan;
  • geef de AED een schokopdracht: zorg dat niemand het slachtoffer aanraakt, druk op de knop, wanneer de AED dit opdraagt, volg de instructies van de AED meteen op, start daarna direct met borstcompressies;
  • geeft de AED gĂ©Ă©n schokopdracht, volg de instructies van de AED meteen op en start direct met borstcompressies.

Zijn er twee hulpverleners aanwezig, dan gaat de eerstehulpverlener door met borstcompressies en beademingen geven, terwijl de tweede eerstehulpverlener de elektroden van de AED opplakt. Wissel elkaar bij de reanimatie elke 2 minuten af, bijvoorbeeld op het moment van analyse door de AED.

Volgorde van handelen bij reanimatie van kinderen (tot de puberteit): In eerste aanleg kan je bij reanimatie van kinderen (tot d puberteit) uitgaan van dezelfde handelingen als bij volwassenen (zie eerder in deze paragraaf). De reanimatie van kinderen (tot de puberteit) begint eerst met 5 beademingen en niet met borstcompressies zoals bij de reanimatie van volwassenen. Ben je alleen en heb je een mobiele telefoon, start eerst met de 5 beademingen en bel daarna 112. Zet de mobiele telefoon op de luidsprekerfunctie. Ben je alleen en heb je geen mobiele telefoon, dan:

  • Reanimeer je het kind eerst 1 minuut;
  • ga je op zoek naar een telefoon (neem het kind zo mogelijk mee);
  • haal je alleen een AED als die direct beschikbaar is.

Begin met 5 beademingen. Kijk met een schuin oog of hierdoor de borstkas omhoog komt (daaraan is te zien of je beademing effectief is). Is er geen of geen normale ademhaling geef dan afwisselend 15 borstcompressies en 2 beademingen. Komt de borstkas niet omhoog bij inblazen, dan is de beademing niet effectief. Inspecteer de mond van het slachtoffer en verwijder zichtbare obstakels. Controleer of je de hoofdkantel-kinliftmethode goed uitvoert.

De borstcompressie bij reanimatie van baby’s (jonger dan 1 jaar) gaat minimaal tot een derde van de diameter van de borstkas. Omvat met beide handen de borstkas en plaats je duimen op elkaar op de onderste helft van de borstkas. Plaats bij beademing van een baby je mond over de mond en neus van de zuigeling.

De borstcompressie bij reanimatie van kinderen (tot de puberteit) gaat minimaal tot een derde van de diepte van de borstkas (circa 5 cm) met de hiel van Ă©Ă©n hand op de onderste helft van de borstkas. Je kan gebruik maken van speciale kinderelektroden of van een AED die voor kinderen geschikt is. Passen de elektroden van de AED niet beide op de borstkas van het kind, plaats er dan Ă©Ă©n midden op de borstkas en Ă©Ă©n midden op de rug tussen de schouderbladen.

Na het reanimeren, wanneer het bewusteloze slachtoffer normaal ademhaalt:

  • leg je hem in de (stabiele) zijligging;
  • laat je aangebrachte elektroden zitten en de AED aanstaan;
  • controleer continu het bewustzijn en de ademhaling en start zo nodig opnieuw de reanimatie.

Bij een slachtoffer in de (stabiele) zijligging wordt de ademhaling gecontroleerd door Ă©Ă©n hand op de borst te leggen bij de overgang van borst naar buik en de andere handen op de rug.

Niet reanimeren-verklaring
De wens niet gereanimeerd te willen worden kan kenbaar gemaakt worden met een niet-reanimeerverklaring. Het opvolgen van deze wens wordt door het zelfbeschikkingsrecht van ieder mens mogelijk gemaakt. Het zelfbeschikkingsrecht van de mens en de hulpverleningsplicht lijken tegenstrijdig. Bij circulatiestilstand moet onmiddellijk hulp worden verleend, terwijl door het zoeken naar de niet-reanimeren-verklaring kostbare tijd verloren kan gaan. Er is voor de hulpverleners geen “zoekplicht”. Als er niet direct een niet reanimeren-verklaring (bijvoorbeeld in de vorm van een penning) wordt gevonden, dan moet meteen met reanimeren gestart worden.

LEVENSBEDREIGENDE STOORNISSEN IN DE ADEMHALING
Ademhaling omvat:

  • De zuurstofopname uit de buitenlucht in de longen;
  • het transport naar de lichaamscellen;
  • de afgifte van zuurstof aan de lichaamscellen;
  • het transport van koolzuurgas naar de longen;
  • de afgifte van het koolzuurgas aan de buitenlucht.

Een volwassene ademt normaal 12 tot 16 keer per minuut zonder bijgeluiden. Als de ademhaling uitvalt ontstaat een zuurstoftekort in de hersenen met bewusteloosheid of zelfs hersenletsel tot gevolg. Er is sprake van een normale ademhaling als:

  • Er geen rochelend of gierend geluid te horen is;
  • de borstkas regelmatig (meer dan 10 maal per minuut) op en neer gaat;
  • de huidskleur normaal is.

Letsels die levensbedreigend zijn voor de ademhaling. Levensbedreigende letsels voor de ademhaling zijn:

  • -uitwendige luchtwegbelemmering;
  • -inwendige luchtbelemmering;
  • -benauwdheid na brand.

LUCHTWEGBELEMMERING â—™
Er is aanvankelijk weinig aan de hand als er geen zuurstof in het bloed kan worden opgenomen (bijvoorbeeld bij verslikking door een spijsbrok). Iedereen kan zeker Ă©Ă©n minuut, zonder inademing van zuurstof, normaal functioneren. Er is nog voldoende zuurstof in de longen en de slagaders aanwezig. De hersenen reageren als eerste met een geleidelijke afname van bewustzijn, zodra de zuurstofvoorraad uitgeput raakt. Bij uitwendige luchtbelemmering, bijvoorbeeld door bedelving, probeer je de oorzaak te verwijderen. Hulpverlening bij inwendige luchtwegbelemmering

  • Als een slachtoffer ademt, moedig hem aan te hoesten, dit vol te houden en wacht af;
  • kijk voor in de mond en probeer een duidelijk zichtbare belemmering te verwijderen;
  • als het slachtoffer bij bewustzijn tekenen vertoont van verminderde of afwezige ademhaling, stopt met hoesten of knikkend bevestigd dat hij zich verslikt heeft;
  • laat 112 bellen;
  • ben je alleen, geef dan eerst 5 rugslagen en eventueel 5 buikstoten vóórdat je zelf 112 belt;
  • geef 5 rugslagen;
  • ga aan de zijkant iets achter het slachtoffer staan;
  • steun met Ă©Ă©n hand de borsten en buig het slachtoffer naar voren om te zorgen dat het vreemde voorwerp, als het losschiet, naar buiten komt en niet dieper in de luchtweg komt;
  • geef maximaal 5 stevige slagen tussen de schouderbladen met de hiel van je andere hand, zodat het vreemde voorwerp los kan komen;
  • als slaan op de rug niet effectief is, geef dan maximaal 5 buikstoten ofwel doe de Heimlichmanoeuvre;
  • ga achter het slachtoffer staan;
  • ga bij een zitten slachtoffer achter hem staan en zet je linker- of rechterheup of -knie tegen de rugleuning van zijn stoel;
  • sla je armen om het bovenste gedeelte van de buik;
  • zorg dat het slachtoffer iets naar voren buigt, zodat het voorwerp bij het losschieten niet dieper in de luchtweg kan zakken;
  • maak een vuist en plaats die tussen de navel en het onderste punt van het borstbeen in;
  • pak met de andere hand je vuist vast;
  • leg je onderarmen op het heupbeen van het slachtoffer;
  • trek je handen krachtig naar je toe en omhoog zodat het vreemde voorwerp losschiet;
  • mochten de buikstoten niet mogelijk zijn door de omvang van het slachtoffer, geef dan borststoten op het borstbeen. Zet het slachtoffer hiervoor eventueel met de rug tegen een muur;
  • geef afwisselend 5 rugslagen en 5 buikstoten;
  • controleer na elke poging of de ademhaling weer normaal is.

Een slachtoffer, waarvan de luchtbelemmering is opgeheven door buik- of borststoten, moet altijd meteen op letsel worden onderzocht. Is de luchtwegbelemmering niet opgeheven, dan zal het slachtoffer na enkele minuten bewusteloos raken: help het slachtoffer om op de grond op de rug te gaan liggen. Bel 112 of laat 112 bellen als dat nog niet is gebeurd. Start met de reanimatie.

Het hart heeft tijdens de luchtwegbelemmering wel bloed rond gepompt, maar dit bloed bevat minder zuurstof. De hartspier heeft voor zijn functie zuurstof nodig en zal in deze situatie steeds minder krachtig gaan pompen. Enige tijd hierna zal het hart hiermee ophouden (klinisch dood). Er is sprake van een stilstand van de bloedsomloop ten gevolge van een ademhalingsstilstand.

BENAUWDHEID NA BRAND
Benauwdheid na brand kan ontstaan door inademing van hete gassen, lucht, rook of vuur. Inhalatieletsel bij een slachtoffer heeft een ongunstige invloed op herstel. De overlevingskans van slachtoffers met inhalatieletsel is minder dan 50%. Kenmerken van inhalatieletsel zijn:

  • Beschadiging van de hoge luchtwegen en met name zwelling van het strottenklepje. De zwelling ontstaat meestal enkele uren na het ongeval. Een symptoom kan heesheid zijn. Er zijn veelal brandwonden aan het gelaat en de neusharen zijn verbrand.
  • Acute ontsteking van de grote luchtwegen, meestal als gevolg van inademen van rook. Het slachtoffer hoest slijm op waarin zich roetdeeltjes bevinden;
  • Ademhalingsproblemen als gevolg van inademing van gevaarlijke producten. De problemen ontstaan binnen 48 uur na het ongeval. De verschijnselen zijn toenemende benauwdheid en een versnelde ademhaling.

Handel als volgt wanneer een slachtoffer hete gassen, lucht, rook of chemische stoffen heeft ingeademd:

  • Bel altijd 112, ook als het slachtoffer niet benauwd is;
  • breng hem zo snel mogelijk in de frisse lucht;
  • maak knellende kleding los. Het slachtoffer moet zich van zijn kleding ontdoen bij gevaarlijke gassen of dampen. Gassen en dampen kunnen in de kleding blijven hangen. Vermijd zelf het contact met de gevaarlijke stoffen via de huid of door inademen;
  • laat hem (als hij bij bewustzijn is) een voor hem comfortabele houding aannemen, bij voorkeur een halfzittende houding (de ademhaling wordt hierbij het minst belemmerd);
  • is het slachtoffer buiten bewustzijn, maar ademt hij zelf: leg hem in de stabiele zijligging om de ademweg vrij te houden;
  • blijf de ademhaling controleren;
  • is er geen of geen normale ademhaling: begin direct met reanimeren.

KOOLMONOXIDEVERGIFTIGING
Een koolmonoxidevergiftiging kan ontstaan door onvolledige verbranding van materialen. De zuurstofvoorziening naar de weefsels (stofwisseling) komt in het gedrang. De vergiftigingsverschijnselen variëren van hoofdpijn tot bewusteloosheid en dood. Er bestaat meestal een relatie tussen de concentratie van koolmonoxiden die gebonden zit aan de bloedkleurstof (=hemoglobine) en de verschijnselen:

  • <10% weinig verschijnselen
  • 10-20% hoofdpijN en een strak gevoel om het voorhoofd
  • 20-30% kloppende hoofdpijn
  • 30-40% hoofdpijn met een algemeen gevoel van slapte, duizeligheid, gestoord zicht, misselijkheid, braken en flauwvallen
  • 40-50% snelle hartslag en ademhaling
  • >50% bewusteloosheid en epilepsieaanvallen
  • >60% door stoornissen in het hart en van de ademhaling is een fataal verloop te verwachten

De deskundige hulpverlening dient 100% zuurstof toe bij een verdenking van koolmonoxidevergiftiging, ook tijdens het vervoer naar het ziekenhuis. De koolmonoxide wordt hierdoor sneller geëlimineerd.

Ziekten die levensbedreigend zijn voor de ademhaling. Een slachtoffer is bekend met een longziekte zoals bijvoorbeeld astma, COPD, longontsteking of longembolie. De gezondheidssituatie van het slachtoffer kan plots verslechteren. Hij kan bloed ophoesten in combinatie met pijn op de borst en/of hevig benauwd zijn. Bel 112 of laat iemand 112 bellen. Zet de telefoon op de luidsprekerfunctie.

Start met reanimeren wanneer het slachtoffer daarna het bewustzijn verliest. Bel de huisarts(enpost) als het slachtoffer pijn heeft bij het (piepend) sneller ademen.

Bel 112 als het slachtoffer niet alleen sneller ademt, maar ook pijn in de borst en hartkloppingen heeft. Hij is hevig benauwd en/of zijn huid kan blauw-paars of anders dan je zou verwachten verkleuren. Hij wordt steeds suffer. Bij een paniekaanval gaat een slachtoffer sneller ademen. Er is sprake van een te laag koolzuurgehalte (niet van een zuurstoftekort) in het bloed.

LEVENSBEDREIGENDE STOORNISSEN IN DE CIRCULATIE
Het hart pompt het bloed continu door het lichaam. Door het bloed worden onder andere zuurstof en voedings- en afvalstoffen getransporteerd. In rust is de hartfrequentie bij gezonde volwassenen 60 tot 80 slagen per minuut. Een intact vaatstelsel (slagaders en aders), voldoende hoeveelheid bloed (vocht) en de rondpompende werking van het hart zijn noodzakelijk voor een goed functionerende bloedsomloop.

Verschijnselen van cirulatiestiltoestand
Een circulatiestilstand is een plotselinge gebeurtenis, waarbij het hart acuut gestopt is met rondpompen van bloed. Het zuurstoftransport naar de organen stopt eveneens direct. De hersenen reageren als eerste op dit zuurstofgebrek. Vrijwel direct (na 10 à 15 seconden) treedt bewusteloosheid in. Doordat de coördinatie van de ademhaling door de hersenen geregeld wordt, zal ook deze vrijwel direct stoppen (ademhalingsstilstand op basis van circulatiestilstand). Levensbedreigende letsels voor de circulatie kunnen zijn: shock of hevig actief bloedverlies.

SHOCK â—™
De bloedsomloop functioneert niet optimaal als er onvoldoende bloed door het vaatstelsel wordt gepompt. Er zal geleidelijk aan een zuurstoftekort optreden in de lichaamscellen. Deze toestand wordt ook shock genoemd. De belangrijkste oorzaak van shock is ernstig bloedverlies (uitwendig dan wel inwendig). Shock kan ook veroorzaakt worden door:

  • Hartproblemen.
  • Extreem vochtverlies (brandwonden, uitdroging en diarree).
  • Allergische reacties.
  • Ernstige infecties.

De verschijnselen van een shocktoestand zijn:

  • Het slachtoffer is bleek en grauw van kleur.
  • Hij voelt koud en klam aan.
  • Hij is dorstig.
  • Hij voelt zich heel naar.
  • Hij maakt (door gebrekkig zuurstoftransport) een onrustige en/of angstige indruk.

Shock is een levensbedreigende situatie die direct deskundige hulp vereist. Als eenmaal een shocktoestand is ontstaan, kan de hulpverlener deze toestand niet opheffen. Verleen als volgt hulp, gericht op het niet verergeren van shock:

  • Bel 112 of laat 112 bellen en zet de telefoon op luidsprekerfunctie;
  • laat het slachtoffer (gaan) liggen;
  • draai een overduidelijk zwanger slachtoffer op de (bij voorkeur linker) zij;
  • stel het slachtoffer gerust (dit vermindert het zuurstofverbruik);
  • is het slachtoffer nog bij bewustzijn, dan mag hij zelf een, voor hem prettige (liggende) houding kiezen, pas anders de stabiele zijligging toe;
  • stelp uitwendig bloedverlies;
  • bescherm het slachtoffer tegen verdere afkoeling, maar ga hem niet opwarmen;
  • laat het slachtoffer niets drinken of eten!

HEVIG ACTIEF BLOEDVERLIES
Hevige, actieve bloedingen zijn levensbedreigend. Er zijn bloedvaten getroffen in het hoofd, de hals, armen of benen. Het bloed komt -gelijkmatig of in stoten- uit de wond. Er moet onmiddellijk gehandeld worden. Het is wenselijk wegwerphandschoenen te dragen bij het behandelen van slachtoffers met een bloeding, om eventuele -wederzijdse- besmetting te voorkomen. Je kunt ook ontsmettingsmiddel op je handen druppelen of sprayen. Bel 112 of laat 112 bellen. Druk, gebruikmakend van je lichaamsgewicht, stevig direct op de wond. Doe dit als het kan met twee handen en gebruik bijvoorbeeld een (schoon) stuk textiel. Je kunt dit ook aan een omstander vragen of aan het slachtoffer zelf, zodat je verder kunt met hulpverlening. Blijf op de wond drukken tot het bloeden stopt, je een wonddrukverband zo strak mogelijk kunt aanleggen of de professionele hulpverlening het van je overneemt. Een geamputeerd lichaamsdeel of losgerukt weefsel verpak je in een droge plastic zak. Doe de zak in een andere zak, gevuld met smeltend ijs of ijs waaraan water is toegevoegd.

ZIEKTEN DIE LEVENSBEDREIGEND ZIJN VOOR DE CIRCULATIE
Een hartprobleem kan levensbedreigend voor de circulatie zijn. De toestand waarbij de doorbloeding in de kransslagaders zo ernstig is verstoord dat hartspiercellen niet meer voorzien worden van zuurstofrijk bloed, wordt hartinfarct genoemd. Het slachtoffer ervaart beklemmende pijn op de borst of hevige pijn in een schouder, die onder meer naar de bovenarmen, hals, kaak, rug en maagstreek kan uitstreln. Hij voelt zich ellendig en is dikwijls letterlijk doodsbang. Ook kan het slachtoffer hevig transpireren. Als deze verschijnselen optreden moet ogenblikkelijk 112 gebeld worden. Zet de telefoon op luidsprekerfunctie. Leg een benauwd slachtoffer bij voorkeur met het bovenlichaam hoger. Bij flauwte en duizeligheid leg je de benen van het slachtoffer iets hoger (knipmeshouding). Als het slachtoffer dit niet wil, laat hem zelf de meest prettige houding kiezen. Laat een omstander als het mogelijk is alvast een AED halen, om voorbereid te zijn op een verslechtering van de toestand van het slachtoffer. Leg de AED niet in het zicht van het slachtoffer om paniek bij hem te voorkomen. Een verminderde doorbloeding komt bij mannen vooral in de kransslagaders voor. Bij vrouwen komt een verminderde doorbloeding vaker in de kleine hartbloedvaten voor. Hierdoor zijn de daaruit voortvloeiende symptomen bij vrouwen (plotse vermoeidheid, slapeloosheid, maagklachten of hartkloppingen) soms moeilijk herkenbaar als signaal van een hartinfarct.

Ook oorzaken die buiten het hart gelegen zijn, kunnen leiden tot ritmestoornissen, zoals totale uitval van hartactiviteit of kamerfibrilleren. De buiten het hart gelegen oorzaken kunnen zijn:

  • Stoornissen in de ademhaling;
  • bepaalde vergiftigingen;
  • elektriciteit;
  • te hoge temperatuur (oververhitting) of te lage temperatuur (onderkoeling) van het lichaam;
  • een groot bloedverlies;
  • een allergische reactie;-een groot vochtverlies (brandwonden)
  • uitdroging (door overgeven of diarree).

Bij een totale uitval van hartactiviteit bereiken de elektrische prikkels de hartspiervezels niet meer. Het hart staat daadwerkelijk stil (hartstilstand). We spreken van kamerfibrilleren wanneer de spiervezels van de kamers zonder onderlinge samenhang samentrekken. Het hart kan het het bloed niet meer rondpompen. Het is voor de hulpverlener niet mogelijk te onderscheiden of het bij een stilstand van de bloedsomloop gaat om een totale uitval van de hartactiviteit of om kamerfibrilleren. De hulpverlener probeert door te reanimeren de pompwerking van het hart over te nemen en daarmee het intreden van de biologische dood te voorkomen. Een geod uitgevoerde reanimatie kan met name succes hebben wanneer de oorzaak in het hart zelf gelegen is. Het uiteindelijke resultaat is afhankelijk van de ernst van de doorbloedingsstoornis in de kransslagaders en de gevolgen daarvan voor het hart.

LEVENSBEDREIGENDE STOORNISSEN IN HET BEWUSTZIJN
Bij een normaal bewustzijn is er besef voor de omgeving. De coördinatie hiervan vindt plaats in de hersenen. Een stoornis in het bewustzijn kan ook worden veroorzaakt door alcohol- en/of drugsgebruik. Letsels die levensbedreigend zijn voor het bewustzijn kunnen zijn:

  • Schedel- of hersenletsel.
  • Elektriciteitsletsel.
  • Ernstige oververhitting (hitteberoerte) of onderkoeling.
  • Letsel als gevolg van blootstelling aan gevaarlijke stoffen door inname via de mond.

SCHEDEL- OF HERSENLETSEL
Na een ongeval kan het slachtoffer hevige of steeds erger wordende hoofdpijn hebben. Het slachtoffer reageert niet goed of wordt niet goed wakker. Dit kan duiden op schedel- of hersenletsel. Bel 112 of laat 112 bellen. Zorg dat het slachtoffer zich niet beweegt in verband met mogelijk wervelletsel. Licht-traumatisch hersenletsel werd voorheen hersenschudding genoemd. De hersenen worden voor korte tijd door elkaar geschud. De oorzaak kan een val zijn of een stoot tegen het hoofd. Het slachtoffer heeft een tijdelijk verstoord geheugen(weet niet meer wat er is gebeurd), heeft hoofdpijn, is misselijk en moet soms braken. Neem contact op met de huisarts(post) en laat het slachtoffer rust houden. Een schedelbasisbreuk is een breuk van de schedelbasis. Deze bevindt zich tussen de hersenschedel en de aangezichtsschedel. De vrij dunne schedelbasis kan bij een val of een schok makkelijk breken. De verschijnselen van een schedelbasisbreuk kunnen zijn: vocht (bloedingen) uit de neus of het oor en blauwe plekken rond de ogen of achter de oren (vaak pas na enkele uren zichtbaar). Er kan een aantal hersenzenuwen uitvallen en het slachtoffer kan na het letsel bewusteloos raken. Uitvalsverschijnselen van de hersenzenuwen uiten zich onder andere in het verlies van het reuk- en gezichtsvermogen. Ook de kunnen de oogbewegingen en de motoriek worden aangetast. Neem contact op met de huisartsenpost.

ELEKTRICITEITSLETSEL
Er zijn uiterlijke kenmerken waaraan je kunt zien dat een slachtoffer in aanraking is of is geweest met stroom:

  • Hij kan de stroombron niet loslaten omdat er spierkramp optreedt;
  • hij heeft ernstige brandwonden;
  • hij kan moe zijn, wil gaan liggen en raakt versuft;
  • er kan bewusteloosheid, een ademhalingsstoornis of een circulatiestilstand optreden, ook na enige tijd.

Zorg eerst voor je eigen veiligheid! Schakel de stroombron uit door bijvoorbeld de stekker uit het stopcontact te trekken of door de noodknop van de machine in te drukken. Lukt dit niet, bel 112 of laat 112 bellen. Heeft het slachtoffer geen contact meer met de stroombron, verleen dan eerste hulp. Is het slachtoffer bewusteloos en heeft hij een goede ademhaling, leg het slachtoffer in de stabiele zijligging. Is het slachtoffer bewusteloos en heeft hij geen (goede) ademhaling, bel 112 of laat 112 bellen en begin met reanimeren. Een slachtoffer kan getroffen worden door een elektrische schok van een hoogspanningskabel (denk aan de kabels boven het spoor). Bel 112, of laat dit doen. Door de schok kan het slachtoffer weggeslingerd worden. Ga niet naar het slachtoffer toe, tenzij je zeker weet dat de stroom is uitgeschakeld of dat er geen contact meer is met de stroombron. De stroom kan zo sterk zijn, dat hij van het slachtoffer naar jou overspringt. Bij twijfel of een niet veilige situatie: wacht op de professionele hulpverlening.

ERNSTIGE VERHITTING (HITTEBEROERTE) OF ONDERKOELING
Bel 112 als het slachtoffer verschijnselen vertoont van ernstige oververhitting (overhit, maar met een droge, warme huid zonder transpiratie en toenemende sufheid) of ernstige onderkoeling (onderkoeld, maar gestopt met rillen of klappertanden en toenemende sufheid). Letsel als gevolg van blootstelling aan gevaarlijke stoffen door inname via de mond. Het verliezen van het bewustzijn kan veroorzaakt worden door de inname van een gevaarlijke stof. Bel 112 (of laat een ander dat doen) wanneer het slachtoffer erg benauwd is, suf is of het bewustzijn heeft verloren. Heeft hij een goede ademhaling, leg het slachtoffer in de stabiele zijligging. Ga zo mogelijk na om welke gevaarlijke stof het gaat, handel volgens de gebruiksaanwijzing of het veiligheidsinformatieblad. Geef zo mogelijk de verpakking van de ingeslikte stof mee naar het ziekenhuis of de huisartsenpost. Volg de bedrijfsprocedures, zoals die voor de gevaarlijke stof gelden of bel de huisarts(post).

ZIEKTEN DIE LEVENSBEDREIGEND ZIJN VOOR HET BEWUSTZIJN
Levensbedreigende ziekten voor het bewustzijn kunnen zijn:

  • Epilepsie.
  • Diabetes (suikerziekte).
  • Beroerte.
  • Flauwte.

EPILEPSIE
Epilepsie is een stoornis in de hersenen die soms toevallen veroorzaakt. In het geval van een kleine aanval verliest het slachtoffer plotseling bewusteloos, maakt schokkende bewegingen met arme en/of benen en kan soms (bloederig) schuim op de mond krijgen. Het bewustzijn keert na enige tijd terug. Vaak wordt daarna over vermoeidheid geklaagd. Bel 112 bij een grote aanval. De eerste hulp is gericht op het bewaken van de luchtweg en de ademhaling. Zorg ervoor dat het slachtoffer zich nergens aan kan bezeren. Probeer de bewegingen die hij maakt niet tegen te houden. Is het slachtoffer na een aanval bewusteloos en is zijn ademhaling normaal, leg hem in de stabiele zijligging. Eerste hulp bij epilepsie (algemeen):

  • Blijf kalm.
  • Blijf bij het slachtoffer.
  • Praat rustig.
  • Probeer iemand niet geforceerd tegen te houden.
  • Een aanval gaat bijna altijd vanzelf over.

Soorten aanvallen: iemand is afwezig of niet aanspreekbaar, loopt doelloos rond en gedraagt zich vreemd of is diep bewusteloos en schudt.

DIABETES (SUIKERZIEKTE)
Ieder mens heeft een bepaalde hoeveelheid suiker (glucose) in opgeloste vorm in het bloed. Suiker is de energiebron voor de lichaamscellen. Insuline zorgt ervoor dat de hoeveelheid suiker in het bloed binnen bepaalde grenzen blijft. Mensen met diabetes produceren zelf geen of onvoldoende insuline. De glucose kan niet goed opgenomen worden in de cellen, waardoor een tekort aan energie ontstaat. We onderscheiden:

  • Een te hoog bloedsuikergehalte (hyperglykemie). Wanneer het suikergehalte in het bloed te veel stijgt, wordt het slachtoffer zwakker, slaperig en ademt hij moeilijker. Mogelijk kan het slachtoffer braken. huisartsenpost.
  • Een te laag bloedsuikergehalte (hypoglykemie). Het slachtoffer kan erg verward zijn. Hij kan geeuwen, transpireren en soms agressief zijn. Het slachtoffer kan worden geholpen door hem een suikerklontje of limonade te geven. Hij moet dit zelf kunnen aanpakken. Kan hij dat niet, dan mag hij niet eten of drinken. Bel 112 als het slachtoffer het bewustzijn verliest en leg hem in de stabiele zijligging.

BEROERTE
Een beroerte is een acute verstoring van de hersencirculatie, die veelal gepaard gaat met uitvalverschijnselen. Een beroerte is vast te stellen door middel van de mond/spraak/arm-test:

  • Mond: de mond staat scheef en/of de mondhoek hangt.
  • Spraak: het slachtoffer kan niet uit zijn woorden komen, spreekt wartaal of onduidelijk.
  • Arm: wanneer beide armen gestrekt met de handpalm naar boven worden gehouden zijn er ongecontroleerde bewegingen of zakt een arm weg.

Andere symptomen kunnen zijn: problemen met het evenwicht, dubbel of wazig zien en blindheid aan Ă©Ă©n van de ogen. Bij een herseninfarct wordt door een bloedstolsel een slagadertak in de hersenen afgesloten. Het slachtoffer vertoont veelal een plotselinge, meestal halfzijdige verlamming en vaak ook een spraakstoornis. Het slachtoffer blijft in de regel bij bewustzijn en begrijpt niet altijd wat er gebeurt. Goede uitleg aan hem is dus belangrijk. In geval van een hersenbloeding wordt over hevige hoofdpijn geklaagd (soms wordt het barsten van een hersenslagader gevoeld), waarna vaak bewustzijnsverlies optreedt. Het slachtoffer ademt dan blazend vanuit een scheefstaande mond. Als een slachtoffer kortdurende, op een beroerte lijkende klachten heeft gehad, moet de huisarts(post) gebeld worden. In alle andere gevallen moet je 112 bellen (ook als er sprake is van zeer plotselinge. Hevige hoofdpijn met misselijkheid en braken). Is het slachtoffer bewusteloos: controleer de ademhaling. Is de ademhaling normaal: leg hem in de stabiele zijligging. Is er geen normale ademhaling, start met reanimeren.

FLAUWTE
Flauwte is een tijdelijk tekort aan zuurstofrijk bloed in de hersenen. Het slachtoffer heeft een bleke gelaatskleur, transpireert en geeuwt, Een flauwte kan na enige tijd overgaan in een wegraking (bewusteloosheid). De oorzaken kunnen zijn: uitputting (door vermoeidheid, honger of zwakte), plotselinge schrik, een benauwde omgeving of te weinig zuurstof in de hersenen door bloedarmoede. Bel 112 als het slachtoffer na flauwte het bewustzijn verliest. Help hem zo mogelijk naar de grond. Verleen als volgt eerste hulp als het slachtoffer bij bewustzijn is:

  • Voorkom dat het bewustzijn wordt verloren door het slachtoffer in een omgeving met frisse lucht te brengen.
  • Stel het slachtoffer gerust en leg hem 10 minuten plat op de grond neer.
  • Knapt hij niet binnen 2 minuten op of verliest hij het bewustzijn, bel alsnog 112 en controleer de ademhaling.
  • Het optillen van de benen (mag alleen als er geen sprake is van letsel) kan er voor zorgen dat het slachtoffer sneller opknapt.

VERWONDINGEN
Bij ernstige verwondingen, zoals grote brandwonden, open botbreuken, been-, of heupbreuken, wervelletsel, blauwe of zeer bleke ledematen: bel 112 of laat dit door een ander doen. De huisarts(post) bel je ingeval van andere grote of diepe wonden en als wonden blijven bloeden of vuil zijn.

VERONTREINIGING EN BESMETTING
Het is wenselijk wegwerphandschoenen te dragen bij het behandelen van slachtoffers, om eventuele -wederzijdse- besmetting te voorkomen. Iedere wond is verontreindigd met ziektekiemen. Een kleine (schaaf)verwonding kun je uitspoelen onder de kraan. Het kraanwater in Nederland is hiervoor probleemloos te gebruiken. Wanneer een wond geĂŻnfecteerd raakt, reageert het afweersysteem van het lichaam hierop met de volgende symptomen:

  • De wond wordt rood en pijnlijker;
  • er is vaak een zwelling zichtbaar;
  • de huid voelt warm aan;
  • het slachtoffer kan verhoging of koorts krijgen.

Het slachtoffer moet naar de huisartsenpost als bij een gesloten wond een rode lijn onder de huid verschijnt.

KLEINE BLOEDINGEN
Een bloeding is het verlies van bloed uit het bloedvatenstelsel door beschadiging van een bloedvat. Bij een inwendige bloeding stroomt bloed uit een bloedvat, maar blijft in het lichaam. Bij een uitwendige bloeding is het uit het lichaam tredende bloed zichtbaar. We onderscheiden:

  • Slagaderlijke bloedingen: het bloed komt stootsgewijs uit de wond en is helder rood;
  • aderlijke bloedingen: het bloed stroomt gelijkmatig uit de wond en is donkerrood;
  • haarvatenbloedingen: het bloed sijpelt uit de wond.

Veel grote bloedingen zijn een combinatie van deze drie soorten.

Hevig, actief bloedverlies kan de bloedvoorziening van de weefsels verstoren. Dit bloedverlies kan zeer ernstige gevolgen hebben en zelfs levensbedreigend zijn. Het is niet noodzakelijk bij kleine bloedingen de huisartsenpost of 112 te bellen. Het bloeden kan uit zichzelf door stolling verminderen of stoppen.

BLOEDNEUS
Een bloedneus ontstaat spontaan of door een klap of stoot tegen het hoofd. Spontane bloedneuzen kunnen ontstaan door een verkoudheid, te vaak of te hard snuiten of door grote temperatuurwisselingen. Is een bloedneus het gevolg van hoofdletsel, dan mag de neus niet gesnoten worden en moet je 112 bellen. In andere gevallen kun je zelf de eerste hulp verlenen. Laat het slachtoffer voorover in de schrijfhouding zitten, zodat het bloed gemakkelijk de neus uitloopt. Als het slachtoffer het hoofd achterover houdt, dan kan hij bloed inslikken en wordt hij misselijk. Als de bloedneus spontaan is ontstaan, laat het slachtoffer zijn neus een keer goed snuiten. Knijp de neus stevig dicht door de neusvleugels (het zachte deel van de neus) tegen het tussenschot te drukken of laat het slachtoffer dit zelf doen. Houd dit gedurende 10 minuten vol. Is de bloeding niet gestopt, houd de neus dichtgeknepen en neem contact op met de huisartsenpost.

SNIJWOND
Snijwonden kunnen veroorzaakt worden door onder andere scharen, messen, spijkers of snijden aan papier of glas. Snijwonden zijn pijnlijke verwondingen. Spoel de wond schoon. Dek de wond af met een wondpleister, een steriel kompres (vastgezet met kleefpleister), een snelverband of een elastisch of zelfklevend zwachtel. De keuze van het verband is afhankelijk van de plaats en de grootte van de wond. De wondranden bij een snijwond kunnen uit elkaar staan. Je kunt de wondranden weer tegen elkaar plaatsen door het plakken van een zwaluwstaartje (geknipt uit kleefpleister) of hecht-strips. Je plakt Ă©Ă©n kant van de hechtstrip aan de ene kant van de wond. Houd deze met je duim op zijn plaats en trek er licht aan, zodat de wondranden naar elkaar toe getrokken worden. Plan de ander kant vast.

Plaats meerdere hecht-strips naast elkaar, steeds met een paar millimeter er tussen, afhankelijk van de grootte van de wond. Maak rond de wond de huid schoon en dek de wond steriel af. Laat een eventueel voorwerp in de wond zitten. Bel de huisartsenpost als:

  • Het bloeden niet stopt.
  • De wond erg vuil is.
  • De wondranden erg rafelig zijn.
  • Als er nog iets in de wond steekt.

SPLINTERVERWONDING
Je kunt een splinter (bijvoorbeeld) van hout of glas) of een steentje alleen met een pincet verwijderen als er een klein stukje uitsteekt. pak de splinter zo dicht mogelijk bij de huid beet en verwijder de splinter in de lengterichting. Steekt er niets uit, is de splinter lastig te verwijderen of twijfel je of de hele splinter is verwijderd, bel dan de huisartsenpost. Doe dit ook als er huid in een rits vastzit.

SCHAAFWOND
Schaafwonden zijn pijnlijke wonden. Het bovenste laagje van de huid is stuk. Je ziet kleine bloedende stipjes: dit zijn beschadigde haarvaten. Bij een schaafwond op een onbedekte huid kun je er vanuit gaan dat er (straat)vuil in de wond zit. Spoel de wond schoon met lauw, zacht stromend water. Laat de wond het liefst drogen aan de lucht. Zit de wond onder kleding dan moet deze steriel afgedekt worden. Zelfgaas houdt de schaafwond soepel, zorgt voor een betere doorbloeding en kan leiden tot minder littekenweefsel. Ga met grote schaafwonden naar een huisartsenpost.

STEEKWOND
Een steekwond is een kleine, vaak diepe wond, ontstaan door het steken met een mes, schaar, priem of iets dergelijks. Als het voorwerp zich nog in het lichaam bevindt, laat het zitten. Het eruit trekken beschadigt het weefsel of verergert een bloeding. Steekt er niets uit de wond, dan kun je de wond met een passend verband verbinden. Afhankelijk van de diepte en de plaat waar de steekwond zich bevindt bel je de huisartsenpost of 112.

SCHEURWOND
Scheurwonden kunnen ontstaan door achter een spijker te blijven hangen of bij het openhalen aan prikkeldraad. Scheurwonden kunnen ook ontstaan door een beet. Scheurwonden zijn altijd lelijke wonden. De wondranden zijn rafelig en soms ontbreekt er een stuk van de huid. Zijn de verwondingen toegebracht door een (huis)dier, zorg ervoor dat het dier uit de ruimte verwijderd wordt. Spoel de wond schoon met ruim, lauw water of water en zeep en dek de wond steriel af. Dit soort wonden moeten altijd door een arts gezien worden in verband met infectiegevaar..

VERBANDEN
Verbanden worden aangelegd op een uitwendige wond, met als doel het voorkomen van besmetting en (verder) bloedverlies. Verband kan ook steun geven bij bijvoorbeeld kneuzingen van de ledematen. Het te gebruiken verband voor uitwendige wonden moet aan een aantal eisen voldoen:

  • Het verband moet steriel zijn;
  • het verband moet direct op de juiste plaats worden aangelegd en mag daarna niet meer worden verschoven;
  • het verband mag niet knellen.

Er zijn verschillende soorten verbandmateriaal. De keuze is afhankelijk van de wond (grootte, ernst) en waar de wond zich bevindt. Een wond kan afgedekt worden met een wondpleister, een steriel niet-verklevend kompres (vast te zetten met kleefpleister of een zwachtel), snelverband of wondsnelverband. Snelverband heeft een niet-verklevend wondkussen, een korte en een lange zwachtel. Wondsnelverband zit gevouwen in de verpakking en heeft kleefpleisters aan het uiteinde van de windsels. Het aanleggen van een wondsnelverband:

  • -Maak de verpakking open en haal het verband uit de verpakking, zonder het open te vouwen;
  • haal de beschermstrook van de kleefpleister van de korte zwachtel;
  • neem een windsel in elke hand en houd het verband met het wondkussen boven de wond;
  • zet de kleefpleister van de korte zwachtel vast op de huid;
  • zie er op toe dat het wondkussen de gehele won afdekt;
  • wikkel de lange zwachtel geheel af;
  • verwijder de beschermstrook van de kleefpleister aan de lange zwachtel en kleef het wondsnelverband vast.
  • Het aanleggen van een snelverband

Een snelverband moet als volgt worden aangelegd:

  • Kies een snelverband dat geschikt is voor de wond;
  • knip enkele stukjes kleefpleister;
  • maak de verpakking open en haal het verband uit de verpakking, zonder het open te rollen;
  • neem het uiteinde van de rol in de hand en wikkel een stukje verband af totdat het wondkussen geheel zichtbaar is;
  • plaats het wondkussen rechtstreeks op de wond;
  • wikkel de rol helemaal af en zorg ervoor dat het wondkussen geheel wordt afgedekt door het windsel;
  • zet het uiteinde van het afgerolde snelverband met de stukjes kleefpleister vast.

Het aanleggen van een wonddrukverband. Een wonddrukverband wordt aangelegd wanneer bloed door het (wond)snelverband heen komt. Je hebt een zwachtel waarvan de breedte geschikt is voor het gewonde lichaamsdeel en stukjes kleefpleister nodig. Een wonddrukverband moet als volgt rond het (wond)snelverband worden aangelegd:

  • Neem de zwachtel zĂł in de hand, dat in de rol gekeken kan worden;
  • zet aan, ruim onder het (wond)snelverband;
  • zwachtel zo strak mogelijk in d richting van de romp;
  • bedek met elke slag twee derde van de vorige slag;
  • zorg ervoor dat het (wond)snelverband geheel bedekt is;
  • eindig ruim boven het (wond)snelverband;
  • fixeer de zwachtel met stukjes kleefpleister.

BRANDWONDEN
Een brandwond is een ernstig letsel. Een adequate eerstehulpverlening kan de ernst van de verwonding beperken en schadelijke gevolgen op termijn verminderen. Een brandwond is een beschadiging van de huid als gevolg van warmte-inwerking door vuur, explosie, hete vloeistoffen of contact met hete oppervlakken. Letsels veroorzaakt door elektriciteit, bliksem of chemische producten worden ook tot de brandwonden gerekend. De ernst van brandwonden wordt bepaald door:

  • De diepte.
  • De grootte.
  • De plaats.
  • De oorzaak.

De kans op herstel is mede afhankelijk van leeftijd, lichamelijke gesteldheid en aanwezigheid van andere letsels. Verschillende diepte van de verbranding:

  • Oppervlakkig: rood, pijnlijk, soepel. Actie is koelen met water.
  • Oppervlakkig gedeeltelijk: roze/rood, glanzend door vocht, zeer pijnlijk, vertoont blaren (soms kapot), soepel. Actie is koelen met water, steriel afdekken en inroepen van deskundige hulp.
  • Diep gedeeltelijk: roze/rood en/of bleek, dof, minder vochtig, minder pijnlijk, vertoont blaren (veelal kapot), soepel tot stug. Actie is koelen met water, steriel afdekken en inroepen van deskundige hulp.
  • Volledig: wit/geel of rood /bruin/zwart, pijnloos, stug. Actie is koelen met water, steriel afdekken en inroepen van deskundige hulp.

De grootte verbrand lichaamsoppervlak:
De grootte van de brandwond is niet alleen van belang voor de lokale behandeling, maar vormt ook een graadmeter voor de ernst van de verbranding. Er kan een shock ontstaan wanneer het lichaam voor meer dan10% is verbrand. De grootte van de brandwond kan worden bepaald met het handoppervlak (met gestrekte vingers) van het slachtoffer. Het handoppervlak omvat ruim 1% van zijn lichaamsoppervlak. Het hoofd of een arm betreft 9%. De rug of een been 19%. De regel van negen is een alternatieve methode voor het vaststellen van de grootte van de brandwond. Het lichaamsoppervlak wordt bij deze methode in vlakken van 9% verdeeld. De eerste hulp bestaat uit:

  • Het opheffen van de oorzaak van de verbranding;
  • het inroepen van deskundige hulp;
  • het koelen van de brandwond;
  • het steriel afdekken van de brandwond.

Het opheffen van de oorzaak van de verbranding:
Het vuur moet, alleen als dat veilig kan, zo snel mogelijk gedoofd worden als het slachtoffer nog in brand staat. Kleding die door benzine in brand is geraakt, kan met water geblust worden. Brandende vloeistoffen zelf kunnen niet met water geblust worden: gebruik een blusdeken of schuimblusser. Help het slachtoffer te gaan liggen. Vermijd dat het slachtoffer gaat staan of (weg)loopt. Een liggend slachtoffer kan (je) over de grond rollen om de vlammen te doven. Probeer te voorkomen dat hoofd en hals in contact komen met de vlammen. Het slachtoffer kan in een blusdeken, jas of kleed worden gewikkeld als er geen bluswater binnen handbereik is. Gebruik nooit een jas, kleed of deken van synthetisch materiaal (zoals een fleecedeken). Synthetisch materiaal is licht ontvlambaar en heeft de neiging aan de verbrande huid vast te kleven. Dek bij het gebruik van een blusdeken het slachtoffer af vanaf de schouders richting de voeten. Sluit de hals met de deken goed af, zodat de vlammen niet naar het hoofd kunnen slaan. Zorg dat het hoofd van het slachtoffer vrij blijft. Veeg snel de ruimtes weg tussen het slachtoffer en de deken om de vlammen te doven, totdat de brand is geblust. Koel daarna het slachtoffer met water.

Het inroepen van deskundige hulp:
Bij ernstige en/of uitgebreide brandwonden of benauwdheid na brand laat je 112 bellen. Bij andere gedeeltelijke of volledige verbrandingen van de huid laat je de huisartsenpost bellen.

Het koelen van een brandwond:
De eerste hulp bij brandwonden bestaat onder andere uit het koelen om de warmte zo snel mogelijk af te voeren. Verdere verbranding wordt met koelen tegengegaan en het vermindert de pijn. Koel met lauw, zacht stromend kraanwater. Controleer iedere minuut of het slachtoffer niet teveel afkoelt. Koelwater mag niet te koud zijn. Een harde straal water direct op de brandwond is pijnlijk en moet worden vermeden. Koel 10-20 minuten. Heb je geen kraanwater voorhanden, gebruik desnoods slootwater! Probeer voor het koelen kleding, luier, incontinentiemateriaal en sieraden te verwijderen. Mocht de kleding echt vast zitten, knip de stof eromheen los. Een slachtoffer met grote verbrandingen kan ook onder een (nood)douche geplaatst worden.

Hydrogel:
Er zijn speciale producten op de markt voor het koelen van brandwonden. Het basisproduct is een hydrogel. Gebruik hydrogelproducten alleen dan, wanneer er geen stromend water voorhanden is. Heb je al met water gekoeld, dan mag je geen hydrogel-product meer aanbrengen. De gel zorgt voor een langdurige koeling en vermindert de pijn. De gel kan eenvoudig met water worden afgespoeld. Er bestaan sprays en gaaskompressen met gel.

Het steriel afdekken van een brandwond:
Gedeeltelijke of volledige verbrandingen moeten steriel worden afgedekt, met plastic huishoudfolie, niet-verklevend steriel kompres/verband of een schone doek. Een kompres wordt losjes bevestigd met een daaromheen gewikkeld zwachtel. Gebruik bij grote brandwonden een steriel verbanddoek of schoon laken. Breng het verband over de kleding aan, als de kleding echt aan de verbrande huid vastzit. Houd het slachtoffer warm met bijvoorbeeld een deken. Smeer niets op de brandwond en raak de brandwond ook niet aan.

WERVELLETSEL, BOTBREUKEN, ONTWRICHTINGEN, KNEUZINGEN EN VERSTUIKINGEN
Bel 112 bij wervelletsel, open botbreuken en breuken of ontwrichtingen van been, heup en bekken, bij blauwe of zeer bleke ledematen (of als de kleur anders is dan je zou verwachten) en bij hevige pijn. Bel dehuisartsenpost bij breuken of ontwrichtingen van schouder, arm, elleboog, pols, hand, knie, voet of enkel. Zorg in overleg met de arts voor het vervoer van het slachtoffer naar het ziekenhuis. Vraag het slachtoffer eventuele sieraden van een gewond lichaamsdeel te verwijderen of help hem daarbij. Er bestaat gevaar voor afknelling door zwelling.

Wervelletsel:
Je hebt 112 al gebeld. Een slachtoffer met mogelijk wervelletsel moet stil blijven liggen. Probeer zijn hoofd vast te houden in de gevonden positie. Doe dit niet als het slachtoffer onrustig is of als hij dit niet wil.

Botbreuken:
We onderscheiden twee soorten botbreuken:

  • Open botbreuken: het bot is gebroken en de huid is ter plaatse kapot (huidwond).
  • Gesloten botbreuken: het bot is gebroken, maar de huid is onbeschadigd.

Een botbreuk is te herkennen aan:

  • Pijn op de plaats van de breuk;
  • een zwelling op de plaats van de breuk door een onderhuidse bloeding of doordat een bot door verplaatsing tegen de huid drukt;
  • het niet kunnen gebruiken van het gebroken lichaamsdeel;
  • moeite met ademhalen als het een ribbreuk betreft;
  • een abnormale stand;
  • een abnormale beweeglijkheid;
  • het zichtbaar zijn van een uitwendige wond;
  • het hoorbaar kraken of voelbaar meegeven van het bot.

De volgende hulpmaatregelen kunnen genomen worden om de pijn van het slachtoffer te verminderen en verdere beschadiging van het getroffen lichaamsdeel te voorkomen:

  • Laat, als het kan, het slachtoffer in de houding blijven waarin je hem hebt aangetroffen. Het verplaatsen van het slachtoffer kan zijn toestand verergeren.
  • Je mag het gebroken lichaamsdeel niet in de goede positie terugbrengen of recht leggen. Dit geldt ook in het geval het lichaamsdeel bleek of blauw verkleurd is (wat kan duiden op een bedreigde circulatie).
  • Laat het slachtoffer het gebroken lichaamsdeel zo mogelijk zelf ondersteunen door het voorzichtig vast te houden. Ondersteun een gebroken been in de gevonden positie met handen, tassen, jassen of een dekenrol (voorkom onnodige beweging).
  • Leg een kompres losjes op de wond en plak het vierzijdig af als er een (bloedende) wond op de plaats van de breuk zichtbaar is.
  • Zorg dat het getroffen lichaamsdeel zo min mogelijk bewogen kan worden.

Ontwrichtingen:
Bij een ontwrichting is een gewricht uit de kom. Dit kan door een ruk aan een ledemaat zijn ontstaan. De hulpverlening is gelijk aan die van botbreuken. Probeer niet zelf het gewricht op zijn plaats te krijgen. De kans is groot dat er extra schade ontstaat.

Kneuzingen en verstuikingen:
Een kneuzing is een beschadiging van bindweefsel en spieren tussen de huid en het bot. Het kan veroorzaakt worden door een slag of een stoot. Een soortgelijke beschadiging van een gewricht, waarbij gewrichtsbanden en/of -kapsel zijn gescheurd of uitgerekt, noemen we een verstuiking of verzwikking. Kneuzingen kunnen over het hele lichaam voorkomen. Ze zijn (vaak later) herkenbaar aan blauwe plekken en zwellingen en zijn altijd pijnlijk. Een gekneusd lichaamsdeel kan de beweging belemmeren. De eerstehulpverlening bestaat men name uit het koelen van het gekneusde lichaamsdeel. Koel niet wanneer er sprake is van een overduidelijke breuk. Laat het slachtoffer tijdens en na het koelen het lichaamsdeel in totaal 30 minuten hooghouden tegen de pijn. Koel het gekneusde lichaamsdeel met stromend water, een koude washand, een coldpack of ijsblokjes. Wikkel om koude letsels te voorkomen bij gebruik van coldpack of ijsblokjes, de bijgeleverde hoes of een theedoek om het koelmiddel. Koel 10 – 20 minuten, afhankelijk van hoe lang het slachtoffer het volhoudt (herhalen mag). Koelen gaat de zwelling tegen en helpt tegen de pijn. Neemt de pijn toe, stop dan met koelen. Na het koelen kun je het gekneusde lichaamsdeel steun en rust geven. Laat het slachtoffer zelf zijn gekneusde hand, pols of arm ondersteunen. Leg als het slachtoffer dat wil, een steunverband aan. Doe dit op dezelfde wijze als het aanleggen van een wonddrukverband, echter niet zo strak. Laat het snelverband achterwege. Een coldpack mag mee worden ingezwachteld, echter voor maximaal 20 minuten. Neemt de pijn toe en/of gaan vingers en tenen verkleuren, verwijder dan het steunverband. De huisartsenpost kan gebeld worden als de pijn aanzienlijk verergert of als het slachtoffer meteen na het verstuiken van zijn enkel zonder hulp niet meer dan 4 stappen kan lopen.

LETSELS AAN HET OOG
Men noemt oogletsel ernstig wanneer dit verder gaat dan een vuiltje in het oog. Bel bij ernstig oogletsel altijd met de huisartsenpost: ernstig oogletsel kan leiden tot blindheid. De taak van de hulpverlener is voornamelijk gericht op het geruststellen van het slachtoffer. Controleer het slachtoffer op de volgende verschijnselen:

  • Pijn in Ă©Ă©n of beide ogen;
  • een rood oog;
  • tranende ogen;
  • toegeknepen ogen;
  • een vervormde pupil;
  • angst, onrust;
  • verminderd gezichtsvermogen.

Zorg ervoor dat het slachtoffer niet in de ogen wrijft! Verwijder contactlenzen niet! Vervoer het slachtoffer zittend. Handel als volgt bij een vuiltje in het oog:

  • Verwijder het vuiltje alleen als het zich op het oogwit bevindt.
  • Trek met duim en wijsvinger de oogleden voorzichtig van elkaar.
  • Prik het vuiltje aan met de punt van een gaasje of veeg het vuiltje naar de binnenste ooghoek. Je mag niet over het gekleurde deel van het oog vegen.
  • Laat het slachtoffer eerst naar boven kijken en trek het onderste ooglid naar beneden en vice versa, wanneer het vuiltje niet zichtbaar is.
  • Bel de huisartsenpost als het je niet lukt het vuiltje te verwijderen of als het zich op het hoornvlies bevindt.

Handel als volgt bij een doordringend voorwerp in het oog:

  • Bel de huisartsenpost.
  • Verwijder het voorwerp niet.
  • Dek het oog af met een oogkapje, al dan niet zelf vervaardigd.

Handel als volgt bij een gevaarlijke stof in het oog of verbranding van het oog:

  • Bel de huisartsenpost.
  • Spoel het geopende oog 15 minuten.
  • Voorkom dat tijdens het spoelen de gevaarlijke stof in het andere oog komt.

Het spoelen van het oog:

  • Laat het slachtoffer zo mogelijk gaan liggen.
  • Houd het oog open of laat dit door een ander doen.
  • Spoel het oog met lauw, zacht stromend water gedurende tenminste 15 minuten. Je kunt ook een oogspoelfles of oogdouche gebruiken.
  • Vraag het slachtoffer om tijdens het spoelen het oog in alle richtingen te draaien.
  • Zorg ervoor dat het spoelwater niet in het andere oog komt!

Lasogen
Lasogen kunnen ontstaan door een ultraviolette straling van lasapparatuur, zonnebank of felle zon op sneeuw. Ultraviolette straling kan het hoornvlies beschadigen. De verschijnselen zijn tranende ogen, hevige stekende pijn en/of rode ogen. Lasogen kunnen soms pas na enkele uren optreden. Bel de huisartsenpost.

Stomp oogletsel
Er kan schade aan of rondom het oog (oogkas) ontstaan, als bijvoorbeeld een harde bal het oog raakt. Dit letsel is niet altijd waarneembaar. Het slachtoffer klaagt over onscherp zien. Bel de huisartsenpost.

LETSELS ALS GEVOLG VAN BLOOTSTELLING AAN GEVAARLIJKE STOFFEN
Er kan sprake zijn van inwendig of uitwendig letsel als gevolg van blootstelling aan gevaarlijke stoffen. Gevaarlijke stoffen kunnen letsel veroorzaken:

  • Na inademing;
  • na inslikken;
  • na blootstelling aan de huid.

In alle gevallen geldt: let tijdens de hulpverlening op de eigen veiligheid en bel 112 bij ernstige en/of uitgebreide brandwonden, of als het slachtoffer bewusteloos is, erg benauwd of nauwelijks reageert. Ga zo mogelijk na om welke gevaarlijke stof het gaat, handel volgens de gebruiksaanwijzing of het veiligheidsinformatieblad. In bedrijven waar met gevaarlijke stoffen wordt gewerkt is vaak een nooddouche voor het direct af kunnen spoelen van een gevaarlijke stof op de huid (let op: sommige gevaarlijke poeders mogen niet met water in aanraking komen; borstel ze eerst af).

ZIEKTEVERSCHIJNSELEN
Bel 112 wanneer het slachtoffer:

  • Benauwd is;
  • piepend adem haalt;
  • -stopt met ademhalen;
  • puntvormige rode vlekjes heeft.

Bel de huisartsenpost bij de volgende ziekteverschijnselen:

  • De hik al uren aanhoudt;
  • sufheid of verwardheid;
  • ophoesten van bloederig slijm;
  • het niet binnen kunnen houden van drinken;
  • koorts die niet is gedaald na tenminste twee dagen gebruik van het antibiotica;
  • als het slachtoffer zich ziek voelt met koude rillingen;
  • pijn in een been, voet of bil met een verdoofd gevoel rond de anus en in de liezen;
  • hoofdpijn bij een zwangerschap van meer dan 12 weken.

Bel 112 bij twijfel in ernstige situaties. Zij zullen bepalen of er een ambulance nodig is of doorverwijzing naar de huisartsenpost.

HET VERPLAATSEN VAN EEN SLACHTOFFER UIT EEN GEVAARLIJKE SITUATIE
Een slachtoffer moet in principe worden geholpen op de plaats van het ongeval. Er kunnen zich situatie voordoen, waarin je het slachtoffer moet verplaatsen. Er kan gevaar zijn voor het slachtoffer of hij is moeilijk bereikbaar voor het ambulancepersoneel. Het verplaatsen van een slachtoffer moet altijd voorzichtig gebeuren om te voorkomen dat het letsel verergert. De wijze van verplaatsen van het slachtoffer hang af van:

  • De omstandigheden (bijvoorbeeld duisternis, gevaarlijk terrein);
  • de aard van het letsel;
  • de beschikbare hulpmiddelen;
  • de gevaarsituatie (bijvoorbeeld direct instortings- of ontploffingsgevaar);
  • of het slachtoffer al dan niet bewusteloos is;
  • het gewicht van het slachtoffer;
  • het aantal hulpverleners.

Wanneer het slachtoffer bij bewustzijn is en in staat is om te hinkelen, help je hem als volgt:

  • Ga aan de gewonde zijde van het slachtoffer staan.
  • Laat het slachtoffer een hand op je schouder leggen.
  • Loop met hinkelende slachtoffer mee.

RAUTEKGREEP â—™
Het verplaatsen met behulp van de Rautekgreep wordt gedaan als het slachtoffer zelf niet kan lopen of hinkelen. Verplaatsen van een slachtoffer met behulp van de Rautekgreep door 1 hulpverlener:

  • Kniel achter het slachtoffer.
  • Breng het slachtoffer in een zittende houding. Voorkom daarbij dt het slachtoffer voorover valt.
  • Schuif je armen onder zijn oksels door (linkerhand via zijn linkeroksel, rechterhand via zijn rechteroksel).
  • Pak met je handen de horizontale arm van het slachtoffer.
  • Pak de gezonde arm als de ander gekwetst is.Houd je vingers en duimen aaneengesloten.
  • Ga dicht tegen het slachtoffer zitten, je voeten en knieĂ«n aan weerzijden van het lichaam.
  • Til hem op door je benen te strekken.

Verplaatsen van een slachtoffer met behulp van de Rautekgreep door 2 hulpverleners
De hulpverlener, die het slachtoffer in de Rautekgreep vast heeft, ondersteunt het bovenlichaam van het slachtoffer. De tweede hulpverlener ondersteunt de benen, door Ă©Ă©n been over het andere te leggen. Leg een gewond been over het gezonde been.

Verslepen van een slachtoffer
Als het niet anders kan, versleep het slachtoffer op wat voor manier dan ook bijvoorbeeld aan kleren, enkels en armen.

Vervolg gratis cursus

BHV Brandbestrijding
BHV Ontruiming
BHV Algemeen

Natuurlijk wil je ook een officieel certificaat als je alles hebt bestudeerd.
JijenBHV biedt hieronder een bijbehorend online examen. Voor slechts 89 euro!
Nu tijdelijk met gratis BHV vest.