Ga naar de inhoud

VCA cursus online
De gratis VCA-VOL cursus van Nederland!

BRAND EN EXPLOSIE

Inleiding
In Nederland raken elk jaar veel mensen gewond door een brand, explosie of de vlamboog bij elektrische kortsluiting. Brandwonden zijn erg pijnlijk en kunnen de huid voor het leven beschadigen. Het gaat er dan ook om dit soort ongevallen op het werk zoveel mogelijk te voorkomen. Om dit te doen gaan we in de eerste paragraaf kijken hoe branden ontstaan. In de tweede paragraaf leer je over de verschillende soorten branden. Met deze kennis gaan we in het laatste gedeelte van de les bekijken hoe we branden kunnen blussen en hoe je jezelf in veiligheid kan brengen.

Wat is er nodig voor een brand?

  • Een brandbare stof
  • Zuurstof
  • Een bepaalde temperatuur

Brandbare stof
Veel stoffen in de industrie en de bouw zijn brandbaar. Makkelijk brandbaar zijn de bekende brandstoffen zoals: benzine, aardgas, dieselolie en hout. Minder bekend zijn de zogenaamde poederbranden. Poeders zoals melkpoeder, meel en suiker kunnen heftig ontbranden tot zelfs explosies toe (stofexplosies). Ook de kleding die je draagt is brandbaar. Minder bekend is dat lichte metalen zoals aluminium en magnesium brandbaar zijn.

Zuurstof
Verbranding is een reactie met zuurstof. Meestal zal de zuurstof geleverd worden door de aanwezige lucht. Lucht bevat ongeveer 21% zuurstof. Is de zuurstofconcentratie hoger dan is het brandgevaar groter. Een stof kan in deze situatie veel makkelijker tot ontbranding komen. Dit is de reden dar zuurstof cilinders altijd in de buitenlucht opgeslagen worden.

Temperatuur
Wanneer zuurstof bij een brandbare stof komt zal deze in het algemeen niet direct gaan branden. Er is energie nodig om de reactie op gang te brengen. De energie kan geleverd worden door een ontstekingsbron. Een sterke warmtebron, een vonk of een vlam verhit dan de stof plaatselijk zo sterk, dat er brand of een explosie ontstaat. De energie die hierbij vrijkomt, kan andere materialen die in de buurt staan weer ontsteken.

De temperatuur die zo hoog is dat een stof spontaan gaat branden, nomen we de zelfontbrandingstemperatuur. Dit is dus de laagste temperatuur waarbij zonder een ontstekingsbron de stof zelf gaat ontbranden. Het spreekt voor zich dat we chemische stoffen dusdanig gekoeld moeten opslaan dat ze nooit deze temperatuur kunnen bereiken.

Branddriehoek
We hebben gezien dat er voor elke ontbranding dus drie factoren aanwezig moeten zijn: een brandbare stof, zuurstof en een voldoende hoge temperatuur. Dit drietal wordt de verbrandingsdriehoek genoemd. We kunnen branden bestrijden door één van de zijden van de driehoek weg te halen.

Katalysator
Sommige stoffen bevorderen het verbrandingsproces zonder zelf verbruikt te worden. Bekend is de katalysator in de auto. Hierin zit platina wat er voor zorgt dat de verbrandingsgassen uit de motor volledig (na)verbranden. Dit noemen we positieve katalyse. Het platina zelf verbrandt niet en kan telkens hergebruikt worden. Er bestaat ook een negatieve katalyse. Hierbij vertraagt de katalysator de reactiesnelheid tussen de brandstof en de zuurstof. Hierop berust bijvoorbeeld de werking van bluspoeder. In de chemische industrie wordt zeer veel gebruik gemaakt van katalysatoren.

Explosiegrenzen
Naast de temperatuur is de mengverhouding ook van belang. Zo zal benzinedamp in hele kleine en hele grote concentraties niet ontvlammen. Alleen bij bepaalde mengverhouding tussen zuurstof en benzine zal de stof ontvlammen.

Onderste explosiegrens (LEL)
De minimale concentratie van een bepaald soort gas in lucht dat ontstoken kan worden, noemen wij de onderste explosiegrens. De eenheid is volume procenten (vol%). Internationaal gebruiken we hiervoor “Lower Explosion Limit (LEL)”.

Bovenste explosiegrens (UEL)
De maximale concentratie van een bepaald soort gas in lucht dat nog kan exploderen, noemen we bovense explosiegren. Internationaal wordt deze “Upper Explosion Limit (UEL) genoemd.

Een brandbaar gas zal dus alleen exploderen wanneer de concentratie tussen de onderste explosiegrens en de bovense explosiegrens ligt. We noemen dit gebied het explosiegebied. Hoe groter het explosiegebied, hoe explosie gevaarlijker de stof is.

Te weinig gas ofwel = | explosiegevaarlijk gebied | = UEL ofwel te veel gas

Voor de veiligheid ligt de toegestane concentratie op 10% van de waarde van de onderste explosiegrens.

Verdamping
Vloeistoffen branden van zichzelf niet. Het is altijd de damp bovenop de vloeistof die vlam vat. De vrijgekomen damp mengt zich met de zuurstof uit de lucht en word brand- en explosie gevaarlijk. De verdamping is afhankelijk van de temperatuur. Hoe hoger de temperatuur, hoe meer damp er vrij komt.

Vlampunt
De laagste temperatuur waarbij een vloeistof voldoende verdampt om samen met lucht een explosief mengsel te vormen wordt het vlampunt genoemd. Elke vloeisof heeft zijn eigen vlampunt. Hoe lager het vlampunt, hoe explosiever en brandgevaarlijker de stof. Zeer licht ontvlambare stoffen hebben een vlampunt dat beneden de 0 graden ligt. Dit betekent dat met een juiste ontstekingsbron zij dus al onder het vriespunt vlam kunnen vatten.

Vlampunt (graden) Brandgevaarklassen

Lager dan 0 0: Zeer licht ontvlambaar

Tussen 0 en 21 1: Licht ontvlambaar

Tussen 21 en 55 2: Ontvlambaar

Hoger dan 55 3: Brandbaar

Verbrandingsgassen en rook
Een groot gevaar bij brand zijn ook de rook en de verbrandingsgassen die ontstaan. De rook belemmerd het zicht zodat je moeilijk de uitgang kan vinden. De verbrandingsgassen zijn vaak giftig. De grootste bedreiging bij brand zijn dan ook niet de vlammen maar de rook. De hete rook kan de longblaasjes verbranden en uitschakelen zodat je geen voldoende zuurstof meer binnenkrijgt. Blijf bij rookontwikkeling daarom laag bij de grond. De rook is namelijk lichter dan lucht, zodat je laag bij de grond hier het minst last van hebt.

Verbrandingsbevorderende stoffen
Het brandgevaar neemt zeer toe bij het toevoeren van zuurstof. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren door lekkende zuurstofslangen bij het lassen. Er zijn ook stoffen die door hun chemische samenstelling van zichzelf zuurstof bevatten. Voorbeelden zijn peroxiden en perchloraten. Denk bijvoorbeeld aan het buskruit dat gebruikt wordt in vuurwerk. In een korte tijd komt hierbij enorm veel energie vrij. Verbrandingsbevorderende stoffen moeten daarom altijd gescheiden opgeslagen worden van brandbare stoffen.

Brandklassen en blusmiddelen
Branden worden ingedeeld in klassen. Hoe hoger de klasse hoe meer energie er bij de verbranding vrijkomt.

Klasse A: Brand van vaste organische stoffen zoals hout, papier en stof.
Blusmethode: Water

Klasse B: Brand van vloeistoffen zoals olie, vetten, alcohol en benzine.
Blusmethode: Bluspoeder, schuim, lightwater (AFFF), koolstofdioxide

Klasse C: Branden van gassen zoals methaan, acetyleen of propaan.
Blusmethode: Bluspoeder BC of ABC, gastoevoer afsluiten

Klasse D: Branden van metaal zoals Natrium, Calcium en Aluminium.

Blusmethode: Speciale blusmiddelen
Niet geclassificeerd: Branden die niet onder de klassen A t/m D vallen bijvoorbeeld brand in elektrische apparatuur.
Blusmethode: Koolstofdioxide, zand of aangepast schuim.

Blusmiddelen
We kunnen een brand bestrijden door één van de zijden van de branddriehoek weg te halen.

  • De brandstof weg te halen. Bijvoorbeeld door het afsluiten van de gastoevoer
  • De temperatuur verlagen. Bijvoorbeeld door het spuiten van water
  • Het weghalen van de zuurstof. Bijvoorbeeld door het afdekken van de brand met scuim zodat er geen zuurstof meer bij de brand kan komen
  • De ontstekingsbron weghalen.
  • Verbrandingsreactie remmen (negatieve katalyse)

Blusmiddelen zullen of de temperatuur verlagen of de hoeveelheid zuurstof verminderen. Niet elke brand kan met water bestreden worden. Wanneer we bijvoorbeeld water gooien op een brandende frituurpan, dan zal de brand zich door de hele keuken verspreiden.

Ook is het blussen van branden met water in de omgeving van elektriciteit, levensgevaarlijk omdat het water de elektrische stroom geleidt. Voor elke klasse brand zijn daarom speciale blusmiddelen. We verdelen deze in de volgende soorten:

Droge blusmiddelen

  • Poeder
  • Zand
  • Blusdeken

Natte blusmiddelen

  • Water
  • Schuim
  • Light water (ATFF)

Blusmiddelen met gas

  • CO2
  • Halon (door giftigheid alleen nog toegestaan in zeer specifieke situaties)

Water
Voor het blussen van de meeste branden wordt water gebruikt. Bijvoorbeeld wanneer er een gebouw in brand staat. Wanneer er geen vreemde stoffen of gassen aanwezig zijn, is water een geschikt blusmiddel. Water bestrijdt de brand doordat het de temperatuur van het proces verlaagd. Ook zorgt de stoom die ontstaat, voor het verdringen van de zuurstof.

Nadelen van water

  • Water geeft veel schade, ook bijvoorbeeld aan omliggende gebouwen (waterschade)
  • Water is elektrisch geleidend
  • Olie blijft op water drijven
  • Vorstgevoelig
  • Veel chemische stoffen reageren heftig met water
  • Is niet geschikt voor vloeistof, gas- en metaalbranden

Schuim
Schuim bestrijdt de brand door de brandende stof af te schermen. Hoerdoor kan er minder zuurstof bij de brand komen. Ook remt schim de verdamping van vloeistoffen. Schuim wordt daarom vooral gebruikt voor vloeistofbranden (klasse B). Zo worden vliegtuigbranden vaak bestreden met schuim vanwege de aanwezige kerosine. Voor vaste stof branden is schuim minder geschikt.

Nadelen

  • Door de geleidende eigenschappen is schuim bij elektriciteitsbranden zelfs gevaarlijk
  • De verschillende soorten schuim zijn slecht voor het milieu

AFFF is een soort schuim. Deze afkorting staat voor Aqueous Fil Forming Foam. AFFF wordt gebruikt bij vloeistof- en vaste stof branden. Zoals de naam al zegt vormt AFFF een waterige schuimlaag bovenop de brand. Naast schuim vormt zich ook een dunne film die de verdamping van een vloeistof verminderd. Het wordt gebruikt in brandblussers en door de brandweer die het mengt met water.

Poeder
Poeder blust een brand door het afremmen van de verbrandingsreactie tussen zuurstof en de brandbare stof. Dit noemen we negatieve katalytische werking. We komen poeder tegen in poederblussers. Poederblussers moeten regelmatig gecontroleerd worden door een gespecialiseerd bedrijf.

Voordelen:

  • Poeder is niet elektrisch geleidend
  • Is niet vorstgevoelig
  • Geschikt voor binnen en buiten

Nadelen

  • Blusschade aan elektrische apparatuur
  • Gering afkoelend vermogen, waardoor makkelijk herontsteking plaatsvindt
  • Het poeder vermindert het zicht

Zand
De hoofdwerking van zand is dat het de zuurstoftoevoer afsluit. Hierdoor is de kans dat de brand opnieuw start erg klein.. Ook werkt het temperatuurverlagend. Zand is voor de rest goedkoop en niet elektrisch geleidend. Zand heeft ook als voordeel dat het gevaarlijke vloeistoffen opneemt en zo het brandgevaar beperkt. Hierdoor is het zeer geschikt voor benzine- en oliebranden.

Blusdeken
Een blusdeken dekt de brand af waardoor er minder zuurstof bij de brand kan komen en hij dooft. Een blusdeken is geschikt voor het bestrijden van kleine vloeistofbranden. Bijvoorbeeld bij vlam in de pan. Ook is een blusdeken uitermate geschikt om een oersoon die in brand staat te helpen. Het beste is om de persoon op de grond te leggen zodat er geen schoorsteeneffect ontstaat. Let erop dat je de deken altijd van je af op het vuur legt. Anders kun je zelf brandwonden oplopen. Bij een vloeistofbrand is het zaak dat de deken minimaal een half uur blijft liggen. Wanneer je de deken te snel weghaalt kan de brand weer ontsteken.

Kooldioxide (CO2)
Deze blussers zijn te herkennen aan de zwarte expansiekoker of sneeuwkoker aan het uiteinde van de slang. Tussen de expansiekoker en de slang zit een handvat dat men tijdens gebruik van de blusser moet vasthouden. Het handvat is nodig omdat het uiteinde van de onbeschermde koker zeer koud wordt (tot ongeveer -80 graden Celsius) en men door deze extreme kou brandwonden op kan lopen. CO2 kan voorkomen in handblussers en in blusinstallaties. CO2 koelt de brand en sluit deze af voor zuurstof. Doordat CO2 de zuurstof verdringt, is er kans op verstikking. Na het blussen moet de ruimte goed geventileerd worden voordat je deze ruimte weer mag betreden. CO2-blussers hebben een kleiner blussend vermogen dan poederblussers.

Hoe te handelen bij brand
De eerste twee dingen die je moet doen wanneer je een brand ontdekt zijn:

  • Zorg voor je eigen veiligheid
  • Waarschuw direct de brandweer via 112
  • Meld de brand aan de BHV

Onderneem daarna de volgende acties

  • Waarschuw de mensen in de directe omgeving
  • Sluit deuren en ramen
  • Doe een bluspoging, het liefst met meerdere personen
  • Blijf altijd laag bij de grond in verband met rook en hitte
  • Probeer te blussen met meerdere blusapparaten en slanghaspels
  • Blus met de wind in de rug
  • Blus een elektriciteitsbrand nooit met water
  • Blus een gasleiding die brand nooit. Maar houdt de omgeving nat tot de gasleiding is afgesloten
  • Als je ziet dat de bluspoging niet lukt, speel dan niet voor held maar ga terug en sluit de deur
  • Volg de aanwijzingen van brandweer en BHV. Vlucht buiten dwars op de windrichting. Gebruik binnen nooit de lift!

Behandeling brandwonden

  • Zo snel mogelijk minimaal 15 minuten koelen met water
  • Let op voor onderkoeling
  • Schakel medische hulp in

Heetwerkwachten
Vooral in de petrochemie maar ook in andere risicovolle omgevingen gebruikt men vaak de “heetwerkvergunning” als beheersmaatregel. In een heetwerkvergunning wordt o.a. Een zogenaamde heetwerkwacht aangesteld. Dit is een persoon die een speciale opleiding heeft gevolgd en verantwoordelijk is voor de volgende taken:

  • Preventieve acties uitvoeren om brand te voorkomen
  • Toezien op de eisen uit de heetwerkvergunning
  • Bij het ontstaan van brand de hulpdiensten inschakelen
  • Begin van brand blussen tot de brandweer/interventieploeg aankomt
  • Eerste hulp toepassen

Explosiegevaarlijke omgeving
Een explosiegevaarlijke omgeving wordt aangegeven door een geel driehoekig bord met EX als tekst. Voor explosiegevaarlijke omgevingen zijn de Europese ATEX-richtlijnen van toepassing. Letterlijk betekent ATEX Atmosphere Explosive. Explosiegevaarlijke omgevingen komen voor bij:

  • (Petro)chemische bedrijven
  • Vuilstortplaatsen
  • Energiecentrales
  • Afvalverwerkingsbedrijven
  • Houtverwerkende industrie
  • Kunststof verwerkende bedrijven
  • Landbouwbedrijven (biogas)
  • Metaalverwerkende bedrijven
  • Gasproductie- en distributiebedrijven
  • De transportsector bij het vervoeren van gevaarlijke stoffen

Alle voorzorgsmaatregelen voor het werken in een explosiegevaarlijk gebied worden vastgelegd in een explosieveiligheidsdocument (EVD). Dit kunnen zijn: equipmentbeveiliging, heetwerkvergunning, onderhoudsprogramma’s en gasdetectie.

Vaak wordt gedacht dat een ontploffing alleen kan ontstaan door direct vuur. Vaak echter ontstaat een ontploffing door hete oppervlakken, vonken van bijvoorbeeld slijpmachines, elektrische installaties en ontlading van statische elektriciteit. De werknemer kan zelf statische ontlading veroorzaken. Er zijn maatregelen nodig om dit te voorkomen. Zo moet er gebruik gemaakt worden van speciaal explosieveilig gereedschap. Verder voorkomen goedgekeurde PBM’s, zoals kleding en schoenen, dat er gevaarlijke elektrostatische ladingen ontstaan. Denk eraan dat gewone mobiele telefoons in deze omgeving niet zijn toegestaan. Bij het eventueel vallen van deze toestellen kan door de batterij een vonk ontstaan.

De volgende stoffen kunnen aanleiding geven tot een explosiegevaarlijke omgeving:

  • Brandbare gassen/dampen
  • Vloeistoffen met een vlampunt lager dan de omgevingstemperatuur
  • Stofwolken

Het gevaar in een explosiegevaarlijke omgevingen wordt aangegeven met een zonenummer. Hoe lager het getal, hoe hoger het risico en hoe hoger de eisen die gesteld worden aan de installatie en werkzaamheden.

  • Gas: Zones 0, 1 en 2
  • Stof: Zones 20, 21 en 22

In een explosiegevaarlijke omgeving gelden specifieke voorschriften:

  • Er mag alleen gewerkt worden met een goedgekeurde, geschreven toelating voor uitvoeren van de taak
  • Er zijn voorgeschreven persoonlijke beschermingsmiddelen (veiligheidsschoenen en veiligheidskleding die geen statische elektriciteit opwekken)
  • Arbeidsmiddelen en activiteiten staan beschreven in de werkvergunning (explosieveilige arbeidsmiddelen en gereedschap)
  • Specifieke voorschriften en voorzorgsmaatregelen volgens de werkvergunning
  • Aanwezigheid van geschreven instructies
  • Werknemers moeten een gepaste opleiding hebben

Bij het werken in een explosiegevaarlijke zone wordt er gebruik gemaakt van een zgn. explosiemeter. Dit is een apparaat dat aangeeft hoe hoog de concentratie explosiegevaarlijke stof is. Het apparaat geeft een alarmsignaal wanneer de concentratie boven de 10% van de Lower Explosion Limit (LEL) komt.

De volgende factoren zijn van belang bij het gebruik van een explosiemeter:

  • Houd bij opstelling rekening met de mogelijke bron van gasontsnapping, de windrichting, de dichtheid van het gas en de afstand tot de bron
  • Wanneer het alarmsignaal van de explosiemeter gaat, schakel dan ontstekingsbronnen uit en verlaat de zone
  • In geval van een ander alarm en indien van toepassing, de ontstekingsbronnen uitschakelen en de zone verlaten

GEVAARLIJKE STOFFEN

Inleiding
Op de werkvloer kun je in aanraking komen met allerlei gevaarlijke stoffen. Je kunt hierbij denken aan acetyleen bij het lassen, oplosmiddelen in verven, landbouwgif (pesticiden) of bepaalde schoonmaakmiddelen. Een gevaarlijke stof is een product dat bij gebruik, schade of letsel kan veroorzaken aan materialen, personen, gebouwen, installaties of aan de omgeving. Vaak ben je bekend met de schadelijke effecten en kun je voorzorgsmaatregelen nemen. Maar soms ben je niet voldoende op de hoogte van de schadelijkheid. Zo is er in het verleden jarenlang gewerkt met asbest, waarvan veel mensen longkanker hebben gekregen. Maar ook vandaag vallen en nog veel slachtoffers door het gebruik van gevaarlijke stoffen op de werkvloer. Volgens het gemelde onderzoek van de FNV vallen er in Nederland elk jaar 3000 slachtoffers als gevolg vna het werken met chemische stoffen. Het risico is in het bijzonder erg hoog voor zwangere vrouwen. Ook lopen elk jaar 200 ongeboren baby’s schade op doordat hun moeder werkt met schadelijke stoffen.

De belangrijkste gevaren zijn:

  • Vergiftigingsgevaar
  • Verstikkingsgevaar
  • Bijtend- en corrosiegevaar
  • Brand- en explosiegevaar

Vergiftigingsgevaar

In grote hoeveelheden zijn vreemd genoeg vrijwel alle stoffen giftig. Er zijn zelfs mensen overleden toen ze in extreme mate water hadden gedronken (watervergiftiging). Ook het verorberen van een kilo keukenzout heeft de dood tot gevolg. Toch worden zout en water niet als giftige stoffen beschouwd omdat zij in normale hoeveelheden niet schadelijk zijn. Dit is anders voor veel chemische stoffen die we op het werk gebruiken. Een stof noemen we giftig, as die in een bepaalde hoeveelheid de normale werking van het menselijk lichaam verstoord. Belangrijke factoren die bij vergiftiging een rol spelen zijn:

  • De giftigheid van een stof
  • De leeftijd en het gewicht van het slachtoffer
  • Toestand of het voorkomen van de stof (stof, nevel, gas, damp, vast of vloeistof).
  • De hoeveelheid gif die door het lichaam opgenomen is
  • Concentratie van de stof in de ademlucht
  • De lengte van de blootstelling. Hoe langer de blootstelling, hoe groter het effect

Ook zijn er persoonlijke factoren die de mate van vergiftiging en de schade bepalen:

  • De conditie van het slachtoffer. Wanneer je fitter bent, heb je meer weerstand.
  • Fysieke inspanning. Bij zwaar lichamelijk werk haal je dieper en sneller adem en zo zal je meestal meer gevaarlijke stof binnenkrijgen
  • Gewicht van het slachtoffer. Hoe zwaarder de persoon, hoe minder invloed de stof normaal heeft
  • Leeftijd van het slachtoffer. Jonge personen en ouderen hebben meestal meer last
  • De grootte van het blootgestelde huidoppervlak. Hoe groter het huidoppervlak waarmee de stof in aanraking is geweest, des te groter is de impact
  • Dikte van de huid. Hoe dunner de huid, die in contact is geweest met de stof, des te groter is de impact
  • Gevoeligheid. Sommige personen zijn gevoeliger voor bepaalde stoffen dan anderen

Giftige stoffen komen op de volgende manieren in ons lichaam:

  • Via de mond. Je vergeet je handen te wassen in de pauze, of je eet of drinkt tijdens werkzaamheden
  • Via de hui. Sommige stoffen dringen via de huid je lichaam binnen. Dit geldt bijvoorbeeld voor terpentine en benzine die nog vaak gebruikt worden om handen te reinigen na het schilderen
  • Via de neus. Gevaarlijke dampen en gassen en kleine stofdeeltjes kunnen je lichaam binnenkomen via ademhalen. Let op: sommige stoffen zijn reukloos
  • Direct in de bloedbaan. Let op als je wondjes hebt. Chemische stoffen kunnen zo direct binnendringen, maar ook bacteriën. Berucht is bijvoorbeeld de ziekte tetanus die kan ontstaan na het trappen in een roestige spijker.

Acute en chronische vergiftiging

Bij acute vergiftiging zullen vrij snel (ernstige) klachten ontstaan. Het slachtoffer heeft één of meerdere hoge doses van het vergif gekregen in korte tijd. Het is zaak zo snel mogelijk medische hulp te zoeken. Een voorbeeld van acute vergiftiging is bijvoorbeeld een duizelig gevoel bij schilders na het werken met oplosmiddelrijke verf zonder voldoende ventilatie. Andere effecten van gevaarlijke stoffen kunnen zijn:

  • Hoofdpijn
  • Evenwichtsstoornissen
  • Maagkrampen
  • Misselijkheid
  • Braakneigingen
  • Hartkloppingen
  • Benauwdheid
  • Wazig of dubbel zien
  • Allergie

Raadpleeg daarom direct de medische dienst wanneer je één van bovenstaande symptomen constateert. Er zou sprake kunnen zijn van vergiftiging.

Chronische vergiftiging is het gevolg van (jaren)lange opname van kleinere hoeveelheden van een vergif. Het slachtoffer krijgt vage klachten die langzaam steeds ernstiger worden. Het is vaak moeilijk hier een effectieve behandeling voor te geven omdat het vergif vaak al in het hele lichaam is doorgedrongen. Wanneer een schilder jarenlang met oplosmiddelrijke middelen werkt heeft hij kans op het Organisch Psycho Syndroom (OPS). Hij krijgt dan last van concentratiestoornissen en zijn geheugen.

Grenswaarden
De giftigheid van een gas of damp hangt af van de concentratie. In het algemeen geldt hoe hoger de concentratie, hoe schadelijker. Voor het werken in ruimten met deze stoffen moe door de werkgever vastgesteld worden wat deze maximale concentratie is. Hiernaast stelt de overheid voor een aantal stoffen een grenswaarde vast en publiceert deze in de Staatcourant. Deze grenswaarde werd vroeger Mac-waarde genoemd.

De grenswaarde wordt als volgt gedefinieerd
De maximale concentratie van een gas, damp of nevel of van een stof in de lucht op de werkplek, die bij inademing gedurende arbeidsperiode in het algemeen geen nadelige gevolgen heeft op de gezondheid van de werknemers en hun nageslacht.

De wettelijke grenswaarde geldt voor een gezonde volwassen man. Dit betekent dat een volwassen mannelijke werknemer in deze concentratie kan werken zonder dat hij hiervan schadelijke effecten mag ondervinden. Heeft iemand een slecht gezondheid of is er sprak van zwangerschap dan gelden er andere waarden. Vanwege deze reden worden medewerker die veel met gevaarlijke stoffen werken periodiek medisch onderzocht. Meestal één keer per jaar. Aan de hand van de gevonden gezondheidstoestand wordt bepaald of iemand geschikt is om te werken met de specifieke gevaarlijke stof.

De wettelijke grenswaarde wordt uitgedrukt in part per milion (ppm) of in miligram per kubieke meter (mg/m3).

Typen grenswaarden
Tijd gewogen gemiddelde (TGG 8uur): Dit is de meest gebruikte waarde de gemiddelde concentratie van de gevaarlijke stof, gerekend over 8 uur mag niet hoger zijn dan deze waarde. Er wordt uitgegaan van een werkweek van 40 uur waarbij 8 uur per dag gewerkt wordt (tussendoor 16 uur rust!).

Tijd gewogen gemiddelde (TGG 15 minuten): Voor sommige stoffen is de TGG 15 minuten vastgesteld. Een werknemer mag kortstondig (15 minuten) in deze veel hogere concentratie werken. Enkele stoffen zijn zo giftig dat dit de enig weergegeven waarde is, bijvoorbeeld Loodchromaat als Cr (Zie Chroom in het Periodiek Stelsel).

De letter H in een grenswaardetabel wordt gebruikt om aan te geven dat de stof door de huid kan worden opgenomen.

Om te controleren of de grenswaarden niet bereikt worden, moeten er metingen verricht worden. Dit noemen we monitoring. Monitoring is het voor korte en/of langere periode meten van mogelijke blootstelling aan gevaarlijke stoffen en met deze meetresultaten de kan op gezondheidsschade inschatten en voorkomen.

Veiligheidsinformatieblad en gevarendiamant

Een veiligheidsinformatieblad geeft informatie over de risico’s van een gevaarlijke stof en geeft aanbevelingen voor het veilig gebruik ervan op het werk.

Wie een dergelijke stof of preparaat in de handel brengt (als producent, importeur of verdeler) moet aan de professionele gebruiker ervan een veiligheidsinformatieblad verstrekken. De bedoeling is dat deze laatste:

  • Weet welke gevaarlijke chemische stoffen op de werkplek aanwezig zijn
  • Weet welke risico’s verbonden aan het gebruik ervan zijn voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers en voor het milieu
  • De nodige maatregelen kan treffen voor de bescherming van de gezondheid, de veiligheid en het milieu op het werk

Vele bedrijven stellen tegenwoordig de veiligheidsinformatiebladen van hun producten ook ter beschikking op hun website. De belangrijkst informatie is:

  • De mate van giftigheid van de stof (grenswaarde)
  • Samenstelling
  • Wijze van opname
  • Directe gevaren
  • Eerste hulp maatregelen
  • Maatregelen bij brand
  • Aandachtspunten voor vervoer en opslag

Op een veiligheidsinformatieblad vind je ook de gevarendiamant. De gevarendiamant geeft informatie over de graad van het gevaar van de betreffende stof. De gekleurde vlakken duiden elk een bepaald gevaar aan. Meet de cijfers 0 t/m 4 wordt de mate van het gevaar aangegeven.

  • Rode vlak (boven): brandgevaar
  • Blauwe vlak (links): gevaar voor de gezondheid
  • Gele vlak (rechts): hoe snel reageeert de stof met een andere stof (instabiliteit of reactiviteit)
  • Witte vlak (onder): specifieke waarschuwingen, bijvoorbeeld of de stof met water kan worden geblust of dat de stof radioactief is. Hoe hoger het cijfer hoe groter het gevaar.

Gevaarlijke stoffen
Volgens de Wet Milieu Gevaarlijke Stoffen is het verplicht gevaarlijke stoffen op een verantwoorde manier te verpakken en te voorzien van een etiket. Op dit etiket moet onder andere het gevarensymbool gedrukt zijn. Het “Gevarensymbolen voor chemische stoffen systeem”, ofwel de pictogrammen met oranje achtergrond en zwarte symbolen is eigenlijk verouderd, soms kom je het systeem nog wel tegen. Tegenwoordig wordt er met het ADR en/of GHS systeem gewerkt.

ADR staat voor: Accord Européen relatif au transport international des marchandises dangereuses par route. Het is een Europese overeenkomst voor het internationale vervoer van gevaarlijke goederen over de weg. Hierin worden regels gesteld waaraan het vervoer van gevaarlijke stoffen moet voldoen. Verdeling:

  • Cijfer 1 = Explosief
  • Cijfer 2 = Gassen
  • Cijfer 3 = Vloeistoffen
  • Cijfer 4 = Vaste Stoffen
  • Cijfer 5 = Oxiderend
  • Cijfer 6 = Giftig
  • Cijfer 7 = Radioactief
  • Cijfer 8 = Bijtend
  • Cijfer 9 = Diverse gevaarlijke stoffen en artikelen

GHS staat voor: Global Harmonised System heeft als doel te komen tot één wereldwijd geharmoniseerd systeem voor de gevaarsindeling van stoffen en mengsels. Verdeling:

  • Explosief = Symbool ontploffende bom
  • Ontvlambaar = Symbool vlam
  • Oxiderend = Symbool vlam boven cirkel
  • Gassen = Symbool gasfles
  • Corrosie = Symbool reageerbuisje in hand
  • Toxisch = Symbool doodshoofd
  • Specifiek gevaar = Symbool uitroepteken
  • Gezondheidsgevaar = Symbool silhouet met ster
  • Milieu = Symbool boom en vis

We zullen nu een aantal kenmerken van gevaarlijke stoffen behandelen.
Giftige stoffen zijn al in kleine hoeveelheden schadelijk en dus verstorend. Ze kunnen worden opgenomen via de ademhaling, de mond of de huid. Voorbeelden van giftige stoffen zijn: koolmonoxide, rioolgas, tolueen, H2S, metaaldampen van kwik en lood, methanol (spiritus), benzeen en asbest.

Koolmonoxide kan vrijkomen bij onvolledige verbranding. Bijvoorbeeld bij een defecte kachel. Het gevaar van koolmonoxide is dat het een kleurloos en reukloos gas is en dat het de zuurstof in het menselijk lichaam verdringt. Ook kan koolmonoxide door een vonk een explosie veroorzaken. Kwik en lood zijn zogenaamde zware metalen en zijn zeer giftig.

Schadelijke stoffen worden net als giftige stoffen ook opgenomen door de ademhaling, via inslikken of via de huid. Ze zijn echter niet zo giftig als giftige stoffen. Pas bij grotere hoeveelheden is er sprake van schadelijke gevolgen en deze gevolgen zijn minder ernstig. Voorbeelden zijn lijm, organische oplosmiddelen in verf, houtbeschermingsproducten en schoonmaakmiddelen.

Irriterende stoffen kennen hetzelfde pictogram als schadelijke stoffen. Deze veroorzaken bij aanraking met de huid of slijmvliezen ontstekingen. Bijvoorbeeld natriumcarbonaat en cement. Cement is irriterend voor de ademhalingswegen, de ogen en de huid. In natte toestand kan langdurige aanraking tot chemische brandwonden leiden.

Ontplofbare stoffen kunnen ontploffen bij een bepaalde temperatuur, door schokken, de combinatie met andere stoffen of door wrijving. Soms is daar ook geen zuurstof voor nodig zoals bij picrinezuur, waterstofgas, aardgas of acetyleen.

Zeer licht ontvlambaar en licht ontvlambare stoffen zijn stoffen die door een ontstekingsbron kunnen ontvlammen. Deze ontstekingsbron kan zijn een vlam, warmtebron of vonk. Bijvoorbeeld benzine, gassen die gemengd met lucht bij normale druk ontvlambaar zijn, vloeistoffen met een vlampunt tussen 0 en 21 graden Celsius, stoffen die zonder toevoeging van energie in de lucht en bij omgevingstemperatuur kunnen ontbranden (hooi) of stoffen die bij aanraking water of vochtige lucht hoeveelheden ontvlambare gassen ontwikkelen.

Oxiderende stoffen kunnen heftig reageren en zorgen voor grote hoeveelheden zuurstof als ze in aanraking komen met andere stoffen. Dit kan brandbevorderend werken. Deze stoffen kunnen ook inwerken op de huid en op de kleding. Neem waterstofperoxide, ozon of zuurstof.

Corrosieve/bijtende stoffen kunnen de huid, ogen, longen en kleding aantasten. Dit kan leiden tot ernstige brandwonden. Soms komen er ook bijtende of licht ontvlambare gassen bij vrij. Neem Ammoniak, ontkalkers, bijtende soda, kaliumloog, sterke zuren zoals zwavelzuur voor batterijen, afbijtproducten en WC-reinigers, afwasmiddelen voor vaatwasmachines (in vochtige toestand) en logen.

Milieugevaarlijke stoffen kunnen direct of na verloop van tijd schadelijk zijn voor planten en dieren. Het gaat dan om vervuiling van de lucht, het water of de bodem. Zorg er dus voor dat deze stoffen niet in het milieu terecht komen.

Kankerverwekkend (carcinogeen) is de groep stoffen die het risico op kanker vergroten. Voorbeeld zijn

  • Medische preparaten zoals cytostatica
  • Pesticiden
  • Asbest
  • Benzeen
  • Vinylchloride

Mutageen stoffen zijn stoffen die de opbouw van de genen van een mens veranderen. In de genen zijn de erfelijke eigenschappenvan de mens opgeslagen. Dit betekent dat de kinderen van de werknemer hier de gevolgen van kunnen ondervinden. Een voorbeeld is acrylamide.

Sensibiliserende stoffen kunnen overgevoeligheid (allergie) veroorzaken. Bekend is bijvoorbeeld dat werknemers die veel solderen allergisch kunnen worden voor het hars van tin.

Voor carcinogene, mutagene en sensibiliserende stoffen is geen speciaal pictogram ontwikkeld. Op etiketten wordt gebruikt van een pictogram dat aangeeft dat de stof op lange termijn schadelijk is voor de gezondheid.

Asbest verdiend speciale aandacht. In het verleden is niet altijd even zorgvuldig met de risico’s van deze stof omgesprongen. Volgens recent onderzoek zullen er daarom tot 2028 in totaal zo’n 13000 mensen dodelijke asbestkanker krijgen. Hoewel het gebruik van asbest tegenwoordig verboden is komen we hetin bestaande situaties nog op veel plaatsen tegen. Voorbeeld hiervan zijn:

  • Warmte-isolatie aan alle soorten toestellen en uitrusting
  • Flenzen en lagerafdichtingen
  • Brandwerend maken van staalconstructies en constructies van bovengrondse tanks
  • In en achter bemetseling van fornuizen en ketels en constructie van bovengrondse tank
  • Isolatie in elektrische apparatuur
  • In brandwerende dekens
  • Remvoeringen
  • Rioolbuizen
  • Afdichtingsmateriaal
  • Dak- en wandbeplating

De risico’s voor de gezondheid bij blootstelling aan asbest zijn kans op asbestos, asbestlongkanker en mesothelioom (tumor aan de longvliezen of het buikvlies).

Om blootstelling aan asbest te voorkomen zijn er daarom strenge wettelijke bepalingen van kracht:

  • Elk bedrijf moet daarom een inventarisatie maken van het aaanweizge asbest in zijn onderneming
  • Asbesthoudend materiaal moet gescheiden ingezameld en opgehaald worden
  • Waar risico op contact met asbest is, wordt een specifiek label aangebracht
  • Wanneer er bijvoorbeeld bij sloopwerkzaamheden er een verdenking op asbest is, moet het werk onmiddellijk stilggelegd worden en de operationeel leidinggevende en de opdrachtgever ingelicht worden
  • Vervolgens moet de opdrachtgever monsters laten nemen en laten onderzoeken door een onafhankelijk laboratorium om vast te stellen of het om asbest gaat
  • In geval van asbest moet dit verwijderd worden overeenkomstig de wettelijke voorschriften
  • Er zijn asbestproducten die niet door gecertificeerde bedrijven verwijderd hoeven te worden. Dit zijn vaste asbestproducten of pakkingen die zonder te breken/verspanen verwijderd kunnen worden. Deze werkzaamheden mogen alleen uitgevoerd worden door daarvoor opgeleide medewerkers (Deskundig Asbest Verwijderaar)

Biologische stoffen
In bovenstaande opsomming zou je er ten onrechte van uit kunnen gaan dat alleen chemische stoffen gevaarlijk kunnen zijn. Dit is niet waar. Ook biologische stoffen kunnen leiden tot schadelijke effecten. Je kunt deze stoffen tegenkomen bij het werken,

  • In de gezondheidszorg
  • Bij de afvalverwerking
  • In de landbouw
  • In de voedselindustrie
  • Bij het contact met dieren
  • Bij riolen en waterzuiveringsinstallaties
  • Werkzaamheden met vervuilde grond
  • In de farmaceutische industrie
  • In de biotechnologische industrie

Biologische stoffen zoals schimmels, bacteriën en parasieten kunnen vergiftigingen en ziektes veroorzaken. Ook kunnen door het veelvuldig werken met biologische stoffen allergieën ontstaan.

Om je hier tegen te beschermen kun je de volgende beschermingsmaatregelen nemen:

  • Huidbescherming, zoals beschermende kleding, handschoenen en beschermingscrème
  • Oogbescherming bij gevaar voor spatten
  • Adembescherming

Verder is ook hier persoonlijke hygiëne van groot belang. Dit betekent handen wassen en niet eten tijdens het werk. Voor sommige beroepen zijn er inentingen als bescherming. Zo ontvangen veel medewerkers in de gezondheidszorg jaarlijks een griepprik.

Etiket
Elke gevaarlijke stof moet op een manier van een etiket voorzien zijn. Hiervoor zijn Europese richtlijnen. Op het etiket staat minimaal de volgende informatie.

  • Naam van het product
  • Gevarenpictogram
  • Gegevens leverancier/invoerder

Bij oude etiketten werden risico’s aangegeven met R (Risk) zinnen (bijvoorbeeld R1: in droge toestand ontplofbaar) en in S (Safety) zinnen zoals S1: achter slot bewaren.

Geleidelijk worden op nieuwe etiketten deze zinnen vervangen door een Europees systeem van H-zinnen en P-zinnen.

  • H-zinnen: Risico’s en gevaren (Hazard). Bijvoorbeeld H200: ontplofbare instabiele stof
  • P-zinnen: Preventiemaatregelen en veiligheidsaanbevelingen (Precaution). Bijvoorbeeld P102: buiten het bereik van kinderen houden.

Gevaarlijke stoffen die over de weg worden vervoerd, hebben een eigen etiket. Dit is een ruit(diamant)vormig gevaarsymbool.

Maatregelen om vergiftigingsgevaar te voorkomen

Strategie

Om vergiftiging te voorkomen schrijft de Arbowet een bepaalde strategie voor:
1.Bestrijding aan de bron
Voorkom blootstelling aan een gevaarlijke stof door:

  • Deze niet meer te gebruiken en te vervangen door een andere minder gevaarlijke stof. Zo is in de jaren ’80 het lood uit de benzine vervangen door een minder schadelijke stof
  • Aanpassing. Door een gevaarlijke stof op een andere manier te gaan gebruiken wordt de blootstelling verminderd. In de landbouw wordt vloeibare mest niet meer over het land gespoten maar direct in de grond geïnjecteerd. Op deze manier vermindert de uitstoot van ammoniak

2.Ventilatie
Er wordt schone lucht toegevoegd of vervuilde lucht wordt afgevoerd. Bijvoorbeeld de afzuiginstallatie bij een zuurkast.

3.Scheiding van mensen en bron
Soms kan het rechtstreekse contact tussen mens en bron voorkomen worden. Bijvoorbeeld door het het plaatsen van een scheidingswand tussen de gevaarlijke stof en de plaats waar mensen werken.

4.Leiden de voorgaande maatregelen niet tot een voldoende veilige situatie dan moeten er zodanige persoonlijke beschermingsmiddelen gebruikt worden dat de blootstelling voorkomen wordt. Bijvoorbeeld het gebruik van persoonlijke adembescherming.

Voorkomen van lekkages
Gevaarlijke stoffen moeten op een veilige manier opgeslagen en getransporteerd worden, zodat de kans klein is, dat je in aanraking komt met deze stof. Is er echter sprake van lekkage dan kan de gevaarlijke stof de volgende problemen veroorzaken.

  • Gevaar voor inademing: Bij het lekken van gassen of vluchtige vloeistoffen bestaat de kans dat je de stof binnen krijgt door inademing. Ook kunnen dit soort gassen de zuurstof in de lucht verdringen, wat tot verstikking kan leiden.
  • Gevaar voor brand: Het lekken van brandbare gassen zoals methaan (aardgas), propaan en acetyleen kan tot brand- en explosiegevaar leiden.
  • Milieuverontreiniging: Weglekkende stoffen kunnen in de grond terecht komen en zo het milieu verontreinigen
  • Uitglijden: Gelekte olie kan tot een zeer gladde vloer of weg leiden. Dit geeft de kans op uitglijden.

Lekken kunnen de volgende oorzaken hebben.

  • Slecht onderhoud: Wanneer een installatie niet of slecht onderhouden wordt, kunnen lekken ontstaan door slijtage en veroudering van de onderdelen
  • Slecht monteren van flenzen: Niet goed gemonteerde flenzen dichten niet voldoende af en zorgen dat gevaarlijke stoffen kunnen weglekken
  • Overgieten: Ook onzorgvuldig werken bij overgieten van stoffen zoals bij het vullen van tanks geeft de mogelijkheid dat er schadelijke stoffen vrijkomen. Houd je dus altijd aan de voorgeschreven procedures
  • Lekkende kranen/afdichtingen: Een lekkende kraan of afsluiter komt regelmatig voor. Op een langzame manier wordt zo de omgeving vervuild
  • Beschadiging: Door brand of door bijvoorbeeld een aanrijding kunnen leidingen en opslagtanks beschadigen. De hoeveelheid giftige stoffen die hierdoor vrijkomen kan zeer groot zijn

Lekken moet zoveel mogelijk voorkomen worden en bij een optreden van een lek moeten er passende maatregelen genomen worden.

  • De installatie moet regelmatig gecontroleerd en goed onderhouden worden
  • Meld elk begin van lekken aan de leidinggevende
  • Laat het repareren van lekkages over aan goed opgeleid personeel
  • Door het plaatsen van voldoende grote lekbakken onder tanks wordt bij lekkage verspreiding van het product voorkomen
  • Gelekt product moet vakkundig verwijderd worden

Persoonlijke hygiëne
Om blootstelling aan een gevaarlijke stof zoveel mogelijk te voorkomen is persoonlijke hygiëne erg belangrijk.

  • Vermijdt contact met de huid zo veel mogelijk. Gebruik het goede type handschoenen
  • Was je handen bij elke werkonderbreking met water en zeep
  • Eten, drinken en roken is op de werkplek verboden. Met vuile handen kunnen gevaarlijke stoffen het lichaam binnendringen
  • Trek wanneer je gaat pauzere werkkleding uit. Gevaarlijke stoffen kunnen zich in de stof ophopen. Laat vervuilde werkkleding daarom op het bedrijf zodat deze gewassen kan worden

Verstikkingsgevaar
Als mensen kunnen wij dampen en gassen waarnemen met onze ogen (zien) en onze neus (ruiken).

Reuk
Heel veel gassen en dampen hebben een opvallende geur die we al in heel lage concentraties ruiken. Toch kunnen we voor het waarnemen van gevaarlijke gassen en dampen niet onze neus vertrouwen om de volgende redenen:

  • Sommige giftige gassen en dampen zijn reukloos (bijvoorbeeld koolmonoxide)
  • De reukgrens van gassen en dampen kan onder de (wettelijke of door het bedrijf) vastgestelde grenswaarde liggen. Dit betekent dat je de stof pas gaat ruiken wanner deze ver boven de toegestane veilige concentratie komt
  • De geur kan worden gemaskeerd door ander niet giftige stoffen
  • Sommige gassen schakelen bij hogere concentraties ons reukvermogen uit
  • Reuk is persoonsafhankelijk. De ene mens ruikt beter dan de andere

Zien
Veel gevaarlijke gassen en dampen zijn kleurloos. Anderen worden pas zichtbaar wanneer de concentratie al veel te hoog is.

Industriële gascilinders
In de industrie wordt veel met gassen gewerkt. Deze worden vaak aangeleverd in gasflessen. Om vergissingen te voorkomen zijn deze flessen gecodeerd met kleuren die aangeven welk soort gas zich in de cilinder bevindt.

De belangrijkste coderingen zijn als volgt:

  • Wit = Zuurstof, O2
  • Zwart = Stikstof, N2
  • Grijs = Koolstofdioxide, CO2
  • Licht groen = Lucht
  • Kastanje bruin = Acetyleen, C2H2

Veilig gebruik
In het verleden zijn ernstige ongelukken gebeurt doordat het verkeerde soort gas op een installatie aangesloten werd. Daarom is het belangrijk om voordat je begint uiterst zorgculdig te controleren of je met het juiste gas te maken hebt. Kijk daarom eerst naar de kleurcode van de gasfles en verifieer deze aan de hand van het etiket.

Gascilinders moeten op de volgende manieren worden opgeslagen:

  • Goed vastgezet en beschermd tegen nadelige weersinvloeden
  • Afgeschermd van zonnestralen en andere warmtestralingsbronnen, bijvoorbeeld door een afdak
  • Batterijen met gasflessen mogen niet op de arbeidsplaats opgesteld worden
  • Cilinders mogen niet opgeslagen worden bij kelders en putten. Veel gassen zijn zwaarder dan lucht en kunnen dan blijven hangen
  • Zuurstofflessen moeten gescheiden worden gehouden van flessen met brandbare gassen
  • Aangepaste blusmiddelen en water als koelmiddel moeten vlakbij de opslagruimte aanwezig zijn

Zuurstofconcentratie
De lucht die wij inademen bestaat voor 21% uit zuurstof. Wordt het percentage hoger dan is dit niet direct schadelijk voor de mens maar er ontstaat wel extra gevaar voor brand en explosie. Het verbrandingsproces verloopt bij 25% zuurstof 3x sneller dan normaal.

Bij lage zuurstofconcentraties ontstaat al snel een zuurstoftekort. Het minimale zuurstofpercentage waarbij nog gewerkt mag worden is 19%. Is dit percentage lager dan is er kans op versuffing, beusteloosheid en uiteindelijk de dood. Wanneer er kans is op zuurstofgebrek dan dient de ruimte mechanisch belucht te worden en moet er gebruik gemaakt worden van onafhankelijke adembescherming. Dit komt bijvoorbeeld voor bij het werken in besloten ruimtes zoals opslagtanks. Zuurstoftekort kan hier ontstaan door:

  • Gebrek aan ventilatie
  • Corrosie; zo ontrekt het roesten van ijzer veel zuurstof uit de lucht
  • Brand
  • Andere reacties waardoor zuurstof verbruikt wordt: bijvoorbeeld bacteriologische en biologische reacties
  • Stoffen die vrijkomen in een ruimte en daardoor de zuurstof verdringen (bijvoorbeeld stikstof en andere inerte gassen)

Vervolg gratis cursus

VCA Algemeen
VCA Wetgeving en preventie
VCA Middelen en omstandigheden
VCA Elektriciteit en specifiek

Natuurlijk wil je ook een officieel certificaat als je alles hebt bestudeerd.
JijenVCA biedt hieronder een bijbehorend online examen. Voor slechts 89 euro!
Nu tijdelijk met gratis veiligheidsbril.